Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Op het feest van Christus' hemelvaart. (Overdenking van Efeze 2 : 6b.) (2de Gedeelte. — Slot.)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Op het feest van Christus' hemelvaart. (Overdenking van Efeze 2 : 6b.) (2de Gedeelte. — Slot.)

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

„En heeft ons mede gezet in den hemel in Christus Jesus."

Als Israëls zanger den Heere betuigde: „Gij hebt geenen lust aan offeranden" (Ps. 40), dan moet dit zijnen tijdgenooten wel vreerad, ja als leugen in de ooren hebben geklonken, doordrongen als het volk was van de noodzakelijkheid van het brengen van offers tot verzoening der zonden. Immers de offerdienst was naar het bevel van Jehovah, den God Israëls?! Maar David verachtte in zijnen Psalm het offer niet als Gods instelling; maar het was als een godsdienstig, vroom, verdienstelijk werk geheel bij hem weggevallen; — neen, zijn doen kon God niet behagen; hij had door den Heiligen Geest Hem voor oogen, op Wien al de offers zagen, het Lam Gods, geslacht van de grondlegging der wereld, den Christus Gods, van Wien in de rol des Boeks geschreven stond, Die Gods Wet in Zijn binnenste ingewand droeg. En het is de Christus Zelf, Die in en door dezen Psalm Davids getuigt, dat het heil Gods, de verlossing en zaligheid, geen werk is van menschelijk doen, maar alléén volbracht wordt door Zijnen arbeid, waardoor Hij al des Heeren welbehagen doet, de gerechtigheid vervult en de verzoening aanbrengt. Het is dezelfde prediking als die van den Apostel Paulus, die ook door al het werk der wet, zij het ook door God bevolen, eene streep haalt, als hij verkondigt, dat wij niet uit de werken, de werken der rechtvaardigheid, die wij gedaan hebben, behouden en zalig worden, maar alléén door de goedertierenheid en barmhartigheid Gods over ons in Christus Jesus, Wiens werk tot onze verzoening en verlossing alléén voor God geldt en Hem welbehaaglijk is. Met Christus heeft God ons levend gemaakt, met Hem ons opgewekt, met Hem ons in den hemel gezet. Dus door Christus alleen hebben wij toegang tot God, tot Zijnen troon, tot Zijnen hemel. Hem zond de Vader op de aarde, in deze wereld, in ons vleesch; en Hij, de Zoon Gods, de Heer uit den hemel, werd een Zoon des menschen; en Hij leefde en werkte en streed en leed op de aarde, om het werk te voleindigen, dat de Vader Hem gegeven had, om te doen, nml. de verlossing en behoudenis eener zondige, goddelooze, van God afgevallene wereld.
Had Adam, als ons aller stamvader, ons in zonde en schuld, in vloek en dood gestort, — is Adam het hoofd der gevallene, verlorene tnenschheid, — de Heere Christus is gegeven en gekomen, om van zonde en schuld, van dood en vloek, van hel en verdoemenis te verlossen; en gelijk Hij is de grond en de Bewerker onzer zaligheid, zóó is Hij het Hoofd der geredde menschheid, d. i. van Zijne Gemeente. Zie, dat heeft de Apostel, gelijk op zoovele plaatsen in zijne Brieven, óók hier op het oog, als hij schrijft: „mede gezet in den hemel in Christus Jesus". Het Hoofd Christus laat Zich van Zijn lichaam, van Zijne Gemeente, niet scheiden; beiden behooren bijeen. De Heere JeBus kwam in ons vleescb, werd den broederen in alles gelijk; als Borg Zijns volks trad Hij geheel in hunne plaats Alles, wat Hij deed en leed en streed, geschiedde voor hen en te hunnen behoeve. Hij droeg in Zijnen Persoon Zijne gansche Gemeente, en daarmee hare zonden en nooden, hare banden en lasten, hare angsten en smarten, hare straf en vervloeking. Als Hij daar aan het kruis hing, zoo hing Zijne Gemeente daaraan; als Hij in den dood ging, ging Zijn volk in den dood; maar ook, stond Hij op uit de dooden, zoo was Zijne Gemeente met Hem opgewekt; en voer Hij op ten hemel en zette Zich aan de Rechterhand Gods des Vaders, zoo is ook Zijn volk met Hem in den hemel gezet. Zoo is dus d i t de prediking des Apostels in dit Schriftwoord: door Christus verzoend met God, verlost van zonde, dood en hel, zijt gij niet meer dood door de misdaden, niet meer kinderen des toorns, niet meer zonder God in de wereld, — niet meer vervreemd van het eeuwig leven en verre, verre van den hemel Gods en Zijne zaligheid, maar gij hebt vrede met God, hebt vrijen toegang tot God, zijt huisgenooten Gods, hemellingen.
En geen zonde, dood, wereld noch duivel kan u dit heil ontrooven, want mede gezet in den hemel in Christus Jesus, ligt gij op de Rota, die allen vijanden te hoog is.
Dat Christus ten hemel gevaren is, predikt ons dan dit Evangelie, dat wij, die Zijne zijn, met Hem in den hemel gezet zijn. Dat is daadzaak, 't staat evenzeer vast als het feit van 's Heeren hemelvaart. God h e e f t ons mede gezet in den hemel in Christus Jesus. En dat heil, die zaligheid, is ons deel uit g e n a d e door het g e l o o f a l l e e n , en in het geloof.
U i t g e n a d e door het g e l o o f , — niet om eenig werk of verdienste of waardigheid onzerzijds, niet door onze wijsheid en kracht, niet door onzen zoogenaamden vrijen wil of onze goede keuze hebben wij het verkregen. Neen, het is Gods gift, Christus' verdienste, waardoor wij het deelachtig zijn geworden. De Apostel schrijft: „Uit genade zijt gij zalig geworden dojr het geloof, en dat niet uit u, het is Gods gave; niet uit de werken, opdat niemand roeme; want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jesus". En is het geheel der zaligheid Gods gave, zoo volgt daaruit, dat ook elk stuk, elk afzonderlijk deel der zaligheid des Heeren, Gods geschenk en werk is. Ook het geloof dus. Voorwaar, zij zullen te schande worden, zij allen, die, of zij ook spreken van eene zaligheid uit genade, het geloof voorstellen als eene zaak van 's menschen verstand, wil en kracht. Het Evangelie Gods predikt geloof in tegenoverstelling van alle werk. "Wat doen dan zij, die het geloof als een we'rk ons op de handen leggen? Zij maken het Evangelie der genade tot een werk der wet! En alle werk en werkkracht van ons menschen ter zaligheid is bij den Heere vervloekt; want het geldt en zil eeuwig gelden van allen, die zalig worden: „zij hebben allen gezondigd, en derven de heerlijkheid Gods, en worden om niet gerechtvaardigd uit Zijne genade, door de verlossing, die in Christus Jesus is". — Maar ook geloof is geen zien, geen gevoelen, geen tasten en bevinden op zinnelijke en vleeschelijke wijze. Al sluit het geloof het geestelijk zien en bevinden niet uit, al brengt het geloof ook vrede en blijdschap des harten door den Heiligen Geest met zich mede, — het geloof zelf is geen zien, geen gevoelen. Naar het Woord des Heeren hebben wij dit heil: „mede gezet in den hemel in Christus Jesus", i n het geloof.
„Maar wat zie ik daarvan, — vraagt er iemand, — wat word ik er van gewaar, dat God ons met Christus gezet heeft in den hemel ? ik ben op aarde; wij leven te midden van eene wereld, die in het booze ligt, — ik zie zonde, ik gevoel zonde, wij hebben eenen strijd, o vaak zoo heftigen kamp met de wereld en den duivel, — waarlijk, het ziet er naar de bevinding niet uit, alsof wij hoog verheven boven allen nood en dood in den hemel, op de Rots gezet zijn, die allen vijanden te hoog is!" — Hierop zij geantwoord : nochtans is het waarachtig: God heeft ons mede gezet in den hemel in Christus Jesus; en in het g e l o of h e b b e n wij deze zaligheid. Voor het geloof staat het met deze zaak zóó, en niet anders. Gods Woord zegt het; de Heere heeft het Zijnen Apostel laten schrijven aan de Gemeente. Hij laat het ook heden ons prediken. Gelooven wij het, zoo hebben wij het in het geloof. En het geloof doet oog en hart hemelwaarts heffen, om, terwijl wij op aarde zijn, te bedenken de dingen, die Boven zijn, waar Christus is. Hij daarboven is onze gerechtigheid, ons leven, onze zaligheid.
„Met Christus in den hemel gezet", die weldaad, in het geloof ons deel, predikt ons dan, dat wij dit heil niet in onszelven hebben. In onszelven zijn wij n i e t boven zonde, nood en dood, wereld en duivel verheven, integendeel wij hebben ons leven lang te worstelen met de vijanden onzer zaligheid en met allerlei ziels- en lichaamsnood De kinderen Gods klagen, zooals Paulus klaagde: „Ik ellendig mensch, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?" en zij „zuchten menigwerf in dezen tabernakel, bezwaard zijnde". O, hoe geweldig kan hun dat, wat zij zien en ondervinden, wat zij met de handen tasten in deze wereld, benauwen en beangstigen! Door het geloof echter mogen zij getuigen: „Ik dank God door Jesus Christus, onzen Heere"; „mij is weggelegd de kroon der rechtvaardigheid"; „wij zijn meer dan overwinnaars door Hem, Die ons heeft liefgehad"; — en: „Wij weten, dat, zoo ons aardsche huis dezes tabernakels gebroken wordt, wij een gebouw van God hebben, een huis niet met handen gemaakt, maar eeuwig in de hemelen".
Slaan wij het oog op de rij der geloovigen, die in Hebr. 11 ons genoemd worden, dan vernemen wij van hen, dat zij beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren, dat zij verlangende zijn geweest naar het hemelsche Vaderland. Welnu, zóó is de belijdenis van al de hemelburgers in deze wereld. Intusschen, de overste Leidsman en Voleinder des geloofs, Jesus, is in den hemel, gezeten aan de Rechterhand des troons Gods. Al de Zijnen, door het geloof met Hem vereenigd, zijn alzoo in Hem, in Zijne gemeenschap, alreeds waar Hij i s ,— Hij, het Hoofd des lichaams, — al zijn zij ook nog op de aarde. En straks, als zij Zijnen raad hierbeneden hebben uitgediend, dan neemt Hij hen tot Zich in Zijne heerlijkheid, en zij aanschouwen, wat zij hier geloofd hebben; dan tot Hem geleid met alle blijdschap en verheuging, zullen zij ingaan in des Konings Paleis, om Hem te zien, gelijk Hij is, in al Zijne schoonheid en heerlijkheid, om Hem eeuwig ongestoord te loven over de wonderen Zijner genade en trouw, over de wonderen van Gods eeuwige liefde, rijke barmhartigheid en vrije ontferming.
Heerlijk Evangelie, dat de Apostel Paulus ons hier predikt: „God heeft ons mede gezet in den hemel in Christus Jesus".
Wel vernedert het ons ten diepste, als het toch alleen Gods Naam verhoogt en Christus' werk verheerlijkt. Maar in die eere ligt de zaligheid van de Gemeente des Heeren Jesus. God heeft haar zalig gemaakt zonder haar, ja tegen haar. Hij heeft haar uit de diepte harer verlorenheid uitgerukt en op den Rotssteen Zijns heils gesteld, — in den hemel in Christus Jesus.
Zulk eene liefde Gods des Vaders en des Zoons moge getrolfen en verslagen hebben wie tot dusver slechts vervuld zijn met de dingen dezer aarde, opdat zij leeren bedenken de dingen, die Boven zijn. Het heil der wereld vergaat, maar de schatten in den hemel blijven. In nood en dood laat de wereld ons verlegen. Jesus Christus alléén is de Helper in den nood, de Redder van den dood. Hun, die zich aanklagen en voor God verootmoedigen over zooveel aardschgezindheid, over hun ongeloof en allerlei verkeerdheid, maar die nochtans worstelen om de overwinning over den duivel, de wereld en hun eigen vleesch, — hun zij toegeroepen: Ziet van uzelven af, ziet van al het. zichtbare af, dat moogt gij, — en hoort het troostwoord des Evangelies: God heeft u m e d e gezet in d e n h e m e l in C h r i s t u s J e s u s . Daarop moogt gij u verlaten. Dat is uwe sterkte, uw heil, uwe overwinning, op deze Rots zijt gij alleen veilig, ja eeuwig veilig en weigeborgen bij God!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 mei 1899

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's

Op het feest van Christus' hemelvaart. (Overdenking van Efeze 2 : 6b.) (2de Gedeelte. — Slot.)

Bekijk de hele uitgave van zondag 14 mei 1899

Amsterdamsch Zondagsblad | 7 Pagina's