Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gedachten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gedachten.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Waarvan heeft het Woord, dat vleesch geworden is, gepredikt?
Van zelfverloochening; van Hem te volgen door zulk eenen kruisweg; van een ingaan door de enge poort; van een dagelijks opnemen van Zijn kruis; van het opgeven van alle dingen om Zijns Naams wil; van bespotting, hoon en vervolging; van allerlei lijden, angst en tegenspoed om Zijn getuigenis, om der gerechtigheid wille; van een afhouwen van handen en voeten, van een uitrukken der oogen, zoo zij iemand ergeren ; van een verachten der wereld en aller wereldsche begeerlijkheden; van een wegwerpen van eer bij de menschen; van een niet trachten naar geld en goed; en van volkomenheid der liefde tot den naaste.
En veroordeeld heeft het alle menschelijk pogen, willen en loopen, om weder tot God te komen; het heeft gepredikt: „Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader hem trekke"; ook veroordeelt het alle vroomheid des vleesches, de geheele heerlijkheid der werken van eigenwilligen godsdienst, en betuigt: „Tenzij dat iemand wederom geboren worde, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien"; en: „Zonder Mij kunt gij niets doen."
„Blijft in Mij, en hebt elkander lief", is Zijne herhaalde toespraak; barmhartigheid jegens den naaste wil dit Woord, gelijk God barmhartig jegens de menschen is, en geen zoeken van zichzelven; hartgrondigen ootmoed en geene aanmatiging; het gaan van den ondersten- weg, het zich zetten op de laagste plaats en geene zelfverheffing. Hij laat aan het vleesch geene eer, geene gerechtigheid, in het geheel geen steunsel in zichzelven, ontzegt hem al het goede, bestempelt alles als zonde wat de mensch doet, en den mensch zeiven noemt Hij eenen onnutten dienstknecht, al heeft hij ook alles gedaan, wat hem bevolen is. Dit is Zijne stem: „Wie Mijn discipel wil zijn, die volge Mij na, alhoewel ook de vijgeboom niet bloeit, alhoewel de kudde uit de kooi afgescheurd wordt en er geen rund in do stallingen wezen zal. Ik kom, en de rechtvaardige uit het geloof zal leven".
__________
O, het is een goed land, waar de Heere ons weidt, al is ook de tafel karig voorzien, al is ook eene vliering onze woning ; een goed land voorzeker, al klaagden wij zoo even nog, dat er niets wil groeien; als Hij de tranen van de oogen maar afwischt, of den verlegenen knaap de oogen opent; o, een land van tarwe en gerst en wijnstokken en vijgeboomen en granaatappelen; een land van olierijke olijfboomen en van honig; een land, waarin gij brood zonder schaarschheid eten zult, waarin u niets ontbreken zal. Wij bevinden ons midden in zulk een goed land, als de Heere ons verschijnt in Zijn Woord als onze Herder, en Hij door Zijnen Geest troostelijke woorden met ons spreekt, zoodat wij beginnen psalmen te zingen in de verlatenheid en eenzaamheid; weg is de nood, al is het, dat die naar het zichtbare ook nog bestaat. Wat drukt de ziel, wanneer de Heere ons den last afneemt? Wat drukt hem nog, wien de eene belofte voor, de andere na, voorgelegd en toegeëigend wordt, zoodat de ziel durft zeggen: „Hij is mijn, alles is mijn; Hij heeft voor mij alles verworven, mij met Hem alles geschonken; ik ben mijns Herders met lichaam en ziel, voor tijd en eeuwigheid"? Hij stilt den geestelijken honger en kommer, bijgevolg ook den lichamelijken.
__________
O kinderen Gods! opdat de wereld met hare pracht u niet verleide, noch van den weg afbrenge, opdat de begeerlijkheid des vleesches en de grootschheid des levens ons niet wegtoovere van de liefde des "Vaders, laat ons toch bedenken, dat wij schapen zijn, die zichzelven voeden noch verweren, leiden noch verkwikken kunnen, en nog minder zich op den rechten weg kunnen houden. Laat ons indachtig blijven, dat wij zoo geheel en al, in het leven en in het sterven, voor lichaam en ziel, voor tijd en eeuwigheid afhankelijk zijn van onzen Herder en van Zijne verkwikking, leiding en gerechtigheid, opdat wij leeren de geboden Gods te bewaren en het geloof van Jesus, en indien wij gezondigd hebben, dat wij tot onszelven inkeeren, leeren schreeuwen tot God om een verbroken hart; maar houden wij, bij alle harteleed en berouw over onze verkeerdheden, in gedachtenis de genadige woorden van onzen Heere en Koning: „Gij nu, o Mijne schapen, schapen Mijner weide! gij zijt menschen; maar Ik ben uw God".
__________
Ach! velen beginnen, wanneer nood en dood komt, te studeeren, hoe zij liet voelen en weten mogen, waar zij heengaan, — wie het echter in nood en dood zoo gaarne zou ondervinden, dat elke vreeze des doods geweken is, die beginne den waren Koning Jesus te huldigen, en gunne zichzelven geeno rust, totdat Christus door geloove in zijn hart woning gemaakt hebbe; zoo blijft dan deze Koning altijd bij hem en is een levend God en getrouwe Herder, Die wel tegenwoordig is bij de Zijnen in de aanvechting en in den dood, opdat zij onder Zijne vleugelen hopen mogen met bewonden oogen, of in alle duisternis het ervaren, dat Hij niet liegt, Die gezegd heeft: „Ziet, Ik ben met ulieden al de dagen tot de voleinding der wereld", en: „Ik kom weder, en zal u tot Mij nemen".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 juli 1899

Amsterdamsch Zondagsblad | 11 Pagina's

Gedachten.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 juli 1899

Amsterdamsch Zondagsblad | 11 Pagina's