Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De engelenzang in Bethlehem's velden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De engelenzang in Bethlehem's velden.

(Lukas 2 : 13 en 14.)

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wij vieren weêr het feest der geboorte van onzen Heere en Heiland Jesus Christus. Wij staan met onze gedachten weêr stil bij de kribbe te Bethlehem, de schamele sponde van Hem, Die uit den heerlijken hemel nederdaalde in onze armoede, zoo des lichaams als der ziel, ten einde ons rijk te maken.
Geen aardsche glans en heerlijkheid daar in den stal te Bethlehem. Maar toch openbaarden zich de heerlijkheid en het gejuich des hemels, waar God uitkomst en redding schonk voor verlorene zondaren. Aan arme herders in het veld, de nachtwake houdende bij hunne kudden, verscheen het éérst een engel des Heeren, die hun aankondigde, dat hun „heden", j a op dienzelfden stond geboren was de Zaligmaker, Welke was de Christus, de van ouds beloofde Messias of Gezalfde des Heeren, in de stad Davids, in Bethlehem. Dat was de groote blijdschap, dat was de blijde boodschap, die al het volk, al het volk des Heeren, al dat volk, dat naar den Naam des Heeren genoemd is en dat vraagt naar den troost van de vergeving der zonden, zou ontvangen, want in de geboorte van dien Heiland verheugt zich al wat daar hoopt op het heil des Heeren, wat daar zucht onder den last van zonde en schuld.
„En terstond was er met den engel e e n e m e n i g t e des h e m e l s c h e n h e i r l e g e r s , p r i j z e n d e God", woorden sprekende louter ter verheerlijking Gods, en tot bemoediging en vertroosting van allen, die zich verloren gevoelen in zichzelven.
De engelen zijn zalige geesten, die den troon Gods omringen; de Profeet Daniël zegt: „duizendmaal duizend engelen dienden Hem en tienduizendmaal tienduizenden stonden vóór Hem" (Dan. 7 : 10). Zulke hemelsche engelenscharen vervulden nu Bethlehem's velden met hun lofgezang. Want daarover juist wil God geprezen worden, dat Hij geopenbaard is in het vleesch; dat Hij wilde komen in ons vleesch en bloed; dat Hij den rampzaligen toestand van het diep gevallen menschelijk geslacht heeft willen aanzien in genade en ter harte heeft willen nemen. Dit wonder, dat God Zich heeft willen vereenigen met stof en asscbe, — dat God, ja Hij alléén, de Allerhoogste, verlossing heeft geschonken voor hen, die volslagen verloren waren, — is de stof van den lofpsalm der engelen en zal dat blijven, totdat de geheele Gemeente Gods is vergaderd en zalig gemaakt. En dan vangt de zaligheid eerst recht aan en zullen allerlei psalmen en lofliederen nog gansch anders gezongen worden dan hier op aarde.
Met den mensch was het eene verlorene zaak. Hij was gevallen, hij had gezondigd; hij lag in schuld terneder; hjj kon zich zelf niet verlossen. Hij was eene prooi der zonde, des duivels en des doods geworden Hij kon zelf geene verzoening aanbrengen ; hij kon geene gerechtigheid voor God verwerven, om daarmede voor God te kunnen bestaan. Neen, waarlijk niet; wij maken onze schuld nog dagelijks meerder door onze dagelijksche zonden. Vijandschap tegen God, ongehoorzaamheid ten opzichte van Gods geboden bezielt den mensch. Wij allen, hetzij bekeerd of onbekeerd, hetzij wedergeboren, of nog niet wedergeboren, zoowel hij, die leeft, als hjj, die meent, dat hij leeft en is toch dood, — wij allen hebben het ter harte te nemen, dat het onmogelijk is, dat een zondaar zalig wordt door zichzelven. Onverschilligheid, eigengerechtigheid, ongeloof nemen de ziel des menschen in, en waarlijk moeten wij wel eerst recht de onmogelijkheid van onze zijde, om zalig te worden, erkennen en met ootmoed voor God belijden, zullen wij met de engelen in oprechtheid en blijdschap aan God de eere geven voor de zaligheid in Christus Jesus, Zijnen Zoon. Ach! is het niet waar, dat al onze gedachten, woorden en werken met zonden bevlekt zijn? Is het niet waar, dat wij de zonde maar niet uitbannen kunnen? dat de zonde telkens weêr opnieuw hare macht en kracht doet gelden? Wie is de mensch, die Gode de eere geeft, die Hem toekomt! O, wij eeren gaarne onszelven, wij eeren degenen, die het met ons eens zijn en van wie wij wat voor onszelven verwachten. Wij geven gaarne aan het schepsel eere, om dan zelf ook weêr geëerd te worden. Maar de engelen hier zongen iets anders. O! zij wisten wel, hoe het er met den mensch uitziet, en daarom loofden en prezen zij God, zeggende: „Eere zij God in de h o o g s t e h e m e l e n ".
Den Heere alléén de eere, niet aan eenen engel, aan een schepsel, aan eenen mensch, of aan het vleesch! Dat de Heere God Zijnen ééniggeboren Zoon schonk, was niet opgekomen in het hart des menschen, of in het hart eens engels. Toen alles met den mensch verloren was, heeft alléén God in den hemel raad geweten. En de hemelsche heirscharen aanbidden dien raad der verlossing; zij zien het Lam Gods, zij zien het arme ICindeke, geboren te Bethlehem; zij vernemen, dat dit Kind is: „Immanuël, God met ons". Eere zij daarvoor God in de hoogste hemelen! Ja tot in de hoogste hoogte is God waardig, geloofd en geprezen te worden! Zijn werk is de verlossing; Hij vond in Zijne genade en ondoorgrondelijke liefde eenen weg, waarin Zijne heilige Wet ongeschonden, maar de arme mensch nochtans behouden bleef. De Zoon van God, onze Heere Jesus Christus, werpt Zich in de zee van onzen jammer, van onzen welverdienden vloek, draagt de straf, die ons den vrede aanbrengt, voldoet aan het recht der Wet voor al de Zijnen en in hunne plaacs; ja, Hij treedt tusschenbeide, neemt den toorn Gods tegen de zonde op Zich, en redt juist daardoor al Zijne armen en ellendigen ; Hij wordt de Borg en Middelaar der Zijnen, en voor den ganschen hemel, tegenover wet en hel roept Hij uit: „dit zijn Mijne broeders en zusters, die Ik liefheb; Mijnen Vader maak Ik tot bunnen Vader, Mijnen God tot hunnen God!"
„ V r e d e op a a r d e " , zóó klonk het verder in den lofzang der engelen. Ja, van die aarde is door de zonde de ware vrede geroofd; de aarde is tot eene schouwplaats van allerlei onvrede, twist, tweedracht en oorlog geworden. Allerlei vijandschap heeft bovenal diegene te ondervinden, die zijne gerechtigheid alleen in Christus heeft, die blijft bij het Woord Gods, bij Diens waarheid en heilige geboden. En voor degenen, die zichzelven leeren kennen, die door Gods Woord en Geest ontdekt worden aan zichzelven in hunne zonde en schuld, begint eerst recht de onvrede in hun binnenste; de rust en vrede is dan veranderd in aanklachten der wet en des gewetens. De mensch kan ook zichzelven den waren vrede niet verschaffen, al spant hij ook alle krachten in, om dien te verkrijgen. Het onrustige hart vindt nergens rust en vrede dan in den Heere; genade moet in dat arme, gejaagde hart wonen; barmhartigheid Gods moet de wonden der zonde heelen, en Christus moet door het geloof in het harte wonen; het Kindeke van Bethlehem moet worden het Kindeke Jesus ook voor ons, om in en door dat Kindeke gerechtvaardigd en vrijgesproken te worden. En dan, ja dan wordt Jesus Christus Zelf onze vrede, en Hij past dien vrede, die in Hem is, ook Zelf aan onze zielen toe door Zijn Woord en Zijnen Geest; dan, ja dan smaken wij den vrede Gods, die alle verstand te boven gaat, en geldt het ook van ons: „Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onzen Heere Jesus Christus" (Rom. 5 : 1 ) . Dan is er nochtans vrede voor ons te midden van allerlei geruchten van oorlog, opstand en onvrede; vrede te midden van allerlei nood, ellende en dood. De Heere Jesus spreekt tot de Zijnen: „Vrede laat Ik u, Mijnen vrede geef Ik u! niet gelijkerwijs de wereld hem geeft, geef Ik hem u. Uw hart worde niet ontroerd, en zijt niet versaagd" (Joh. 14 r 27). Ja, van harte stemt men in met het loflied der engelen, waar zij zongen: „Vrede op aarde!" als men den vrede in Christus Jesus gevonden heeft.
En waaruit vloeit dat alles nu voort? O! immers uit het welbehagen Gods in menschen, gelijk de engelen het hebben uitgesproken: „In de m e n s c h e n een w e l b e h a g e n !"
In de menschen een welbehagen! — Maar hoe is dat mogelijk? Kan dan de heilige, rechtvaardige God een welgevallen in zondige menschen hebben ? in dezulken, die toch zoo ontzettend diep zijn gezonken? in hen, wier aard het is, om ongehoorzaam te zijn aan Gods geboden? Kan God een welbehagen hebben in dezulken, die vijanden van Hem zijn geworden? in hen, die hunnen God en Schepper niet eeren, noch loven, Hem niet gelooven noch vertrouwen ? Kan God een welbehagen hebben in menschen, die gruwelen plegen, gelijk de stomme dieren en het redelooze vee die niet kennen ? in menschen, die allerlei afgoden voor Gods Aangezicht hebben en allerlei lust des vleesches en der kwade begeerlijkheid najagen? Is dat werkelijk zoo? Is dat dan mogelijk?
„Ja", zegt het Evangelie; „ja", zegt de lofzang der engelen: „in de menschen een welbehagen!'' O, dat kunnen wij niet doorgronden, niet begrijpen, maar de Heere God heeft het bewezen door de zending van Zijnen Zoon. Hij heeft Zich ontfermd ! Hij heeft geenen lust gehad in den dood der goddeloozen.
Hij heeft er Zijn welbehagen in gehad en heeft dat nog, om verlorenen zalig te maken, om Zijne liefde te verheerlijken door alle zonde én dood én vijandschap der menschen henen. Hij zegt in Zijn Woord; „Gij nu, o Mijne schapen, schapen Mijner weide, gij zijt menschen, maar Ik ben uw God" (Ezech. 34 : 31).
O, laat ons hier aanbidden en loven en danken. „Welbehagen Gods in de menschen", in zulke menschen, als wij zijn! Het is en blijft eene verborgenheid der godzaligheid; wij kunnen haar niet doorgronden, maar het goddelijke, het zalige er van ondervinden de verlorene zonen en dochteren, die de Heere doet naderen, opdat zij eeuwig bij Hem zouden wonen in Zijn huis.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 december 1899

Amsterdamsch Zondagsblad | 12 Pagina's

De engelenzang in Bethlehem's velden.

Bekijk de hele uitgave van zondag 24 december 1899

Amsterdamsch Zondagsblad | 12 Pagina's