E voto Dordraceno - pagina 190
toelichting op den Heidelbergschen catechismus. Eerste deel.
184
ZOND. IX. HOOFDSTUK
om
te doen,
I.
woord van den heiligen apostel aan
uit dit eigen
te toonen,
dat de vadernaam dien wij op aarde dragen en bezigen niet oorspronkelijk
maar
is,
Vadernaam
den Vadernaam Gods.
afgeleid uit
den hemel overgedragen, maar
op
Niet uit ons wordt de
vaderschap op aarde
alle
wordt genoemd naar het Vaderschap van den hoogen God.
En
dit is
ons
hier hoofdzaak.
Hiermee
wordt
toch
gewone
de
van deze zaak omver ge-
opvatting
worpen.
Gemeenlijk immers
menschen
een
men
stelt
zich de zaak zoo voor, dat wij onder ons
vader hebben; dat die vader voor ons de uitdrukking
is
van zorge en trouw; en dat we alsnu, aan God den Heere denkende, en op
er
om de nog veel trouwere naam van den aardschen
bedacht,
te drukken, dien
God
zorg van den Allerhoogste uit
vader in hoogeren zin ook op
overdragen.
De vadernaam zou dus naar menschelijk
hiertegen
omgekeerd
ook
eerst door
is
en
manier van ver-
bij
zijn toegepast.
komt nu de
Neen,
is.
hemelsch en
die voorstelling oorspronkelijk aardsch
en eerst figuurlijk en overdrachtelijk,
God den Heere
op
gelijking,
Maar
zijn,
Heilige Schrift op, en zegt u, dat het juist
die
Vadernaam
oorspronkelijk goddelijk en
is
verzwakking en figuurlijk overgebracht op ons,
menschen.
God heet Vader naar den aardschen
Niet
vader,
maar de aardsche
persoon, die een kind teelt, heet „vader" naar God.
Ziet
vader
men
dit recht in,
onder
menschen
dan voelt men ook terstond, hoe de naam van dit
vaderschap slechts op hoogst gebrekkige en
beperkte wijze uitdrukt, en hoe de volheid, de rijkdom en de heerlijkheid
van het Vaderschap eeuwiglijk alleen schittert
En
dit
eeuwigen
nu
in
den Heere onzen God.
heeft ook onze Catechismus gevoeld, als
Vader van
hij
God noemt „den :
onzen Heere Jezus Christus." Immers
dit
eeuwige
voor „Vader" duidt juist aan, dat de oorspronkelijke rijkdom van het Va-
derschap van den beginne aan in schepselen in den
kunnen
oorsprong,
in zijn rijkste,
waaruit
en in
Hem
alleen
eeniglijk uit dien
ligt,
en dat de
eeuwigen Vader
leven
ruimste en volste opvatting duidt aan „den
voorkomt."
Of ge God noemt „de Fontein
komt
de
De
Oorzaak en wat dies meer
Wortel,
mingen," dit
Hem
hun vaderschap
afleiden.
„Vader" nu
Bron,
tijd
„Springader
alles
aller
namen zij,
Springader,
Fontein,
doelen dus alle op hetzelfde.
goeden," de „Bron van alle ontfer-
des levens," de „Oorzaak van alle heil," enz.
neer op dit ééne dat Hij de Vader
is
in volstrekten zin.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's