E voto Dordraceno - pagina 547
toelichting op den Heidelbergschen catechismus. Vierde deel.
ZOND. LI. HOOFDSTUK
549
II.
En
trouwen, wat soms scherpe woorden, wat onheilig vuur vaaii in het oog.
nu noemden we nog het pen geen vreemdeling
Want immers,
ergste niet.
weet maar
is,
al te
wie in onze steden en dor-
goed hoe er nauwelijks iemand
is,
die niet hier of daar zijn vijand, zijn tegenstander, zijn tegenvoeter heeft
weet maar verouderde ren
de zon
en
ondergegaan, en
is
en
wrevel
hoe
;
ook
maar
men
zich ter ruste legt, in elke stad en in elk dorp
weet
goed, hoe er eiken nacht, als
al te
zoo menig menschelijk hart een booze
o,
ligt
soms jaren lang voortduren, en van ouders op kinde-
veeten
overerven;
in
hoe er bijna overal oudzeer uit het verleden
te goed,
al
mee naar bed
tegenzin
macht van haat en
Een wrevel
gaat.
en
nijd
dan wel soms
die
een wijle onder de asch bedolven wordt, maar toch onder die asch
voor als
een vonk voortsmeult, en slechts wacht op het zuchtje van den wind,
om
als de
asch er straks afwaait, plotseling weer laaie uit te slaan. Schier
gezin
en elke familie en elke kerk en elke vereeniging weet er van
elk
smaad en onze schande,
verhalen. Altegader tafereelen van onzen
te
Christennaam
den
opspraak
in
die
brengen, en niet zelden zelfs het heilig
Nachtmaal overleven.
En nu
gevoelt toch een ieder, dat, wie er zoo in zijn hart aan toe staat, en
dan toch maar aldoor bidt
„Vergeef mij mijne schulden, gelijk ik ver-
:
geef mijnen schuldenaren", ook tegenover hart slapen gaat, en zoo
God met een onverzoend
zijn
met een
zich niet bekeert voor zijn sterven,
hij
onverzoend hart inslaapt voor eeuwig. Als ter waarschuwing, en ter nadere verklaring van het Onze
Vader heeft Christus het
1 en 2 er zoo nadrukkelijk
daden vergeeft zoo zal ook
bij
gezegd
u
is,
u uwe misdaden
toegemeten
En
worden.
„Indien
vergeven.
Oordeelt niet, opdat
:
14 en VII
:
den menschen hun mis-
vergeven.
vergeeft, zoo zal ook
7iiet
jaar, ze
Maar
indien
uw Vader
Met wat mate
gij
gij
die in de
meet, zal
niet geoordeeld wordet."
gij
worden nog dag aan dag, ze worden nog uur
aan uur met voeten getreden, en telkens gen nog op onivil hij
zonken, elkaar
hem
zijn
van harte
te
stuit
ge
zelfs in
de beste krin-
vergeven, op lust en neiging
schuld houdt. Zoo diep zelfs zijn
dat het bijna spreekwoordelijk
plukharen
gevoelen
recht
om
om iemand
ons misdeed betaald te zetten, en op alle manier te toonen, dat
ons hart
en
Matth. VI
toch die eenvoudige, klare, duidelijke uitspraken des Heeren, ze wor-
den nog jaar aan
wat
gij
uw hemelsche Vader u
den menschen hun misdaden niet hemelen
:
in
onzes
voorbeeld
zeer
en
bitter
goed,
Gods
tegenover
te
is
de
in dit opzicht ge-
geworden, hoe juist Christenen
bejegenen kunnen.
hoe juist
we
zucht
Nu verstaan we dit om de waarheid, om
wel het
handhaven, er zich dan inmengt, en Jezus' eigen
de
ketters dier dagen, toont
Pharizeën,
en
Paulus'
optreden
tegenover
de
genoegzaam, dat onaandoenlijkheid en onverschil-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's