E voto Dordraceno - pagina 65
toelichting op den Heidelbergschen catechismus. Eerste deel.
ZOND. IV. HOOFDSTUK
Maar
minder eischend.
Wet
op
rust
eeuwige
zijn
volmaakt gegeven
God
scheiden.
Wijsheid en
wil.
God
Heere
de
en
zijn
zijn,
zou
van
als
hoogheiligen
zijn
Wet
zijn
zijn
Wet
dus niet
te
verandering
zou er rechtstreeks op
den zondaar,
naar
schikken
zich
zoo niet. Zijn
dies volmaakt; en, eens
is
zou een andere moeten
zelf
en
ondergaan,
God den Heere
juist is bij
zijnde, rust ze in de Souvereiniteit
oppermachtigen
en
nu
dat
59
I.
neerkomen, dat dan de orde geheel wierd omgekeerd, en niet langer het
maar het
schepsel zich naar den wil van den Schepper had te gedragen, schepsel
met
God kan
dus niet anders.
En
handhaven.
nooit iets anders
Wet
volmaakte bieder
nog
dan
zelfs
een
als
Wet
zijn
onverkort en onveranderd
goddelooze
voor eeuwig in de
overkomen dan dat onverbiddelijk afeischen van de
Hem,
door
Ge-
die ons aller oorspronkelijke Souvereine
is.
We
komen
van elders
niet
zelf schiep ons, Hij is
waaruit
Gods schepping inloopen, zoodat we op
in
God aanspraak kunnen maken, maar
eenige zelfstandigheid tegenover
zijn
moet
Hij
duisternis zal zijn geworpen, zal in zijn eeuwige rampzaligheid
buitenste
hem
zondigen wil over den Schepper souverein wierd.
zijn
de vorm gemaakt wierd
wil
voortkwamen en door
om met
volle vrijmachtig,
Zijns.
is
En
maar
alleen in
Tegen de klem van derhalve
bij
iemand
dit
juist
omdat we geheel
zijn wil bestaan, juist
ons te doen naar
grens voor wat Hij niet met ons doen kan, rechtsidee,
Hij
nog meer dan onze pottenbakker, want ook het leem
Hem
daarom
welbehagen.
zijn
is
En
uit
Hij ten
de eenige
ons, of in eenig
ligt niet in
zelven en in zijn Besluit.
zeggen: „Ge kunt
die eens kon,
niet,
en toch moet ge!"
maar nu door eigen schuld
niet
is
meer
kan, ter wereld niets in te brengen.
Maar, wat,
zoo
volkomen
en
dit is
vraagt
gaat
ge,
afdoende
met deze vraag
het tweede punt, dat
want
;
dit
Adam had
hij verspeelde en verzoudigde ze;
te
Adam was
mij aan? Voor
berde komt, dat antwoord
die kostelijke kracht ontvangen,
maar
en
ik bezat die kracht dusver nooit,
en kon er mij dus ook nimmer van berooven. Zooals ik zondig van aard sta en ga, zoo onrein
en waar nu
zelfs
ben
ik niet slechts
geboren,
van „de ure van mijne ontvangenis
voldoende geestelijke kracht aan mij geschonken aansprakelijk
nu
niet kan,
maar
stellen,
en van
is,
zelfs
af,"
ontvangen
nooit eenige
hoe kan God mij daar
mij vergen, wat ik persoonlijk niet alleen
maar vroeger ook nimmer kon?"
Hiertegen echter merkt de Catechismus op, dat ge u vergist, want dat gij
wel
terdege
in
Adam
in
waart, en dus in hem wel wezenlijk eens
die gave bezeten hebt, en evenzoo in
hem wel
waarlijk door eigen
moed-
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1904
Abraham Kuyper Collection | 667 Pagina's