Sociale hervormingen - pagina 260
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel II.
3i6 te beëindigen, is alleszins juist. Men zie intusschen niet over het hoofd, dat de bevoegdheid des wettelijken vertegenwoordigers voortspruit uit diens persoonlijke opvatting, zoodat men veilig mag aannemen, dat een vertegenwoordiger, die eene deugdelijke reden vermeent te hebben om den minderjarige na het verstrijken van den termijn van den arbeid terug te houden, ook bevoegd is het verzoek te doen, bedoeld bij art.
ken de dienstbetrekking
1639 o [nieuw
art.
1639
n.)
Het denkbeeld om den termijn eerst te doen loopen van af den tijd, waarop de werkgever den wettelijken vertegenwoordiger schriftelijk had kennis gegeven van het aangaan der arbeidsovereenkomst, is den ondergeteekende sympathiek en gaarne zoude hij den in het Voorloopig Verslag gegeven wenk hebben opgevolgd, indien het niet bij nader inzien te vreezen stond, dat deze bepaling de goede werking der gansche regeling zoude belemmeren. Zoolang toch de werkgever de bedoelde kennisgeving niet had gedaan en velen zouden haar achterwege laten, moedwillig of uit nalatigheid is er geen sprake van, dat eene wettige arbeidsovereenkomst met den minderjarige kan ontstaan de huidige toestand, welke met de invoering der nieuwe bepalingen bestemd is te verdwijnen, zou dus langs dezen weg bestendigd worden, tot groot ongerief van werkgever en arbeider. Het moge onbillijk schijnen, dat de bevoegdheid des wettelijken vertegenwoordigers om den minderjarige te verhinderen den arbeid te verrichten, kan ophouden ten gevolge van het verstrijken van een termijn, van welks aanvang hij wellicht geene kennis draagt, het groot maatschappelijk belang, aan dit punt verbonden, eischt, dat de onzekere toestand op een bepaald tijdstip een einde neemt.
—
—
;
Art. 1637/. In het verband, waarin in de Memorie van Toelichting over de „gelijkheid in het huwelijk" wordt gesproken, bedoelt deze uitdrukking te zeggen, dat het huwelijk eene verhouding schept te eenen male in strijd met de dienstverhouding, welke een karakteristiek bestanddeel der arbeidsovereenkomst uitmaakt. Overigens zal zelfs hij, die in het huwelijk de grootst mogelijke gelijkheid tusschen man en vrouw erkend wil zien, niet kunnen ontkennen, dat den man, als behoorende tot het van nature sterkere geslacht, de taak is opgelegd de vrouw, waar noodig, te beschermen, ook tegen hetgeen zij zelve tot haar nadeel mocht ondernemen. Art. 16397? (nieuw art. 16397//) nu strekt om die bescherming hier mogelijk te maken. Art. 16377'. Met het betoog der leden, die de niet-toepasselijkheid der bepalingen van dit artikel op inwonende arbeiders konden goedkeuren, kan de ondergeteekende zich geheel vereenigen. Ook het feit hunner inwoning zelf is een bestanddeel van hun loon, hetwelk, gold het artikel ook voor inwonende arbeiders, afzonderlijk zou behooren te worden vermeld.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's