Sociale hervormingen - pagina 73
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel I.
Werd
voor de ondervverpelijke regeling een grenslijn getrokken, zij loopen hoofdzakelijk tusschen personen, die gelijke belooning ontvangen voor hun arbeid, nl. tusschen hen, die hoogbezoldigden meer lichamelijken arbeid en hen, die laagbezoldigden
dan zou
meer geestelijken arbeid verrichten. Dat laatsbedoelden hooger in ontwikkeling groot aantal gevallen niet juist
zijn.
Zondert
men
staan, zal in een
enkele bedrijven
—
welke meer lichamelijke arbeid hoog betaald wordt dan zal de handwerksman, die f3 per dag verbijv. sjouwers dient, in vele gevallen niet minder ontwikkeld zijn dan de kantoorbediende, met gelijke bezoldiging, indien men althans ontwikkeling niet uitsluitend naar school- of boekenkennis afmeet,
uit,
in
—
maar ieders ontwikkeling naar zijn aard beoordeelt. Al moest echter aangenomen worden, dat zij die meer geestelijken arbeid verrichten door meerdere ontwikkeling beter dan handwerkslieden de noodzakelijkheid van verzekering inzien, zou daaruit niet volgen dat het niet noodig is hen aan den verzekeringsplicht te onderwerpen. De overtuiging van de noodzakelijkheid, in eigen belang, van verzekering, is het eerste, niet het eenige vereischte voor vrijwillige verzekering; noodig is ook een inkomen, dat daartoe in staat stelt, zonder zich daarvoor te ontzeggen hetgeen, met meer of minder recht, als levensbehoefte
beschouwd wordt. Of het inkomen daartoe in staat stelt, hangt af niet alleen van het bedrag van het inkomen maar ook van de leefwijze. De boekhouder, de artiste, gaat duurder gekleed, verwoont meer dan de handwerksman. Met een gelijk inkomen zal de laatste dikwijls wat kunnen sparen, terwijl de eerste de grootste moeite heeft om rond te komen. Deze moge dus beter dan de handv^rerksman inzien, dat het in zijn belang is zich te verzekeren, daar staat tegenover dat de betaling der premie hem moeilijker valt, zoodat er geen reden is aan te nemen dat hij, meer dan
de handwerksman, zich vrijwillig verzekeren zal. Dat verzekering minder noodig zou zijn (i), omdat bedoelde personen gewoonlijk voortkomen uit een kring, waarin zij in den regel voldoende steun van verwanten vinden, als zij bij uitzondering tot armoede vervallen, is naar de meening van ondergeteekenden reeds daarom niet juist, omdat velen uit de laagste klasse tot hooger levenspositie geraken. Bovendien. Indien personen uit bedoelden kring zich niet verzekeren of op andere zeker niet minder kostbare wijze, bijv. door te sparen zelf voor hun toekomst zorgen, zal voor een groot aantal armoede alleen voorkomen kunnen worden door steun van verwanten. Of de ontvangen steun in den regel voldoende is, valt moeilijk te beoordeelen, maar ook indien dit het geval is, behoort bedoelde groep niet om die reden aan den
—
(i)
Verslag Staatse, bladz. 47,
—
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's