Sociale hervormingen - pagina 81
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel I.
71
de verzekering volgt op den werkman, zooals in de Staatscommissie met juistlieid werd opgemerkt, de werkgever, „Hij dient een deel der premie voor den arbeider te voldoen, indien deze niet in staat is die alleen te betalen, en de werkgever dit doende, handelt ook in zijn eigen belang", (i) Om twee redenen. Ten eerste, omdat de arbeider, die weet dat bij invaliditeit of ouderdom hij en zijn weduwe gewaarborgd zijn tegen gebrek, beter zal werken dan hij, die steeds door de zorg over zijn eigen toekomst en die zijner weduwe gekweld wordt. En in de tweede plaats, omdat de werkgever door de verzekering ontlast zal worden van de moreele verplichting om, voor zoover hij daartoe in staat is, te zorgen voor den arbeider, die in zijn dienst invalide of oud is geworden. In overeenstemming met het gevoelen der Staatscommissie en met de Duitsche regeling (2) brengt het ontwerp de premie ten laste van werkgever en werkman, ieder voor de helft. De werkgever betaalt de helft in de premie echter alleen voor zoover de werkman niet bevoegd is de verzekering als vervallen te beschouwen (art. i, tweede lid en art. 6, tweede lid). Klimt bijv. het loon van den werkman tot f iioo, dan duurt, om de redenen in § 6 medegedeeld, de verzekeringsplicht voort, indien de werkman dit wenscht, maar er bestaat geen reden om in dat geval de premie voor de helft ten laste van den werkgever te brengen. Voor verdere afwijkingen van den regel zij het vergund te verwijzen naar de toelichting van art. 74. Onder de kosten der verzekering, welke ten laste van werkgevers en werklieden komen, mogen niet worden gebracht alle kosten van den overg^angstoestand. Daartoe behooren de kosten der renten van de in § 7 bedoelde personen. Verder is de bepaling van art. 1 1 1 een uitvloeisel van de bepaling van art. 1 1 o, voor het fonds bezwarend, terwijl het fonds ook gedrukt zal worden, doordien bij de invoering der verzekering alle dan aanwezige verzekeringsplichtige personen, ouden en jongen, daarin zullen worden opgenomen tegen betaling der premie, die berekend is naar toetreding op jeugdigen leeftijd. Hetgeen het fonds, ten gevolge van bedoelde regelingen, minder ontvangt dan het zou moeten ontvangen met het oog op den leeftijd van de betrokken personen, behoort ook tot de kosten van den overgangstoestand. Deze kosten behooren zooveel eenigszins mogelijk door het Rijk te worden gedragen. (3) In art. 24 van het ontwerp wordt daarom bepaald, dat jaarlijks 6 millioen gulden door het Rijk in het fonds zal worden gestort. In de 6 millioen gulden zijn niet begrepen de premiën voor militairen en de helft der premiën voor gevangenen (artt. bij
,
(i)
Verslag Staatse, bladz. 37.
(2) Ibid., bladz. 40; § 19 der wet van (3) Ibid., bladz. 38/39, 84, 11 7/1 18.
1889 en § 27 der wet van 1899.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's