Sociale hervormingen - pagina 371
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel III.
359
De opmerking werd gemaakt,
dat de bepalingen van het sluiten van leerovereenkomsten in de hand te werken. De leerling, of liever diens wettelijke vertegenwoordiger, wordt afgeschrikt door het vooruitzicht van wellicht negen maanden gedwongen lediggang, en den meester wordt geen uitzicht geopend op vergoeding van de schade, welke voor hem uit het verbreken der leerovereenkomst van de zijde des leerlings kan voortvloeien. Krachtens de Fransche wet van 22 Februari 1851, betreffende de leerovereenkomsten, kan die schade geheel of ten deele verhaald worden op den tweeden meester, wanneer het blijkt, dat deze den leerling er toe heeft gebracht van meester te verwisselen. De Duitsche Gewerbeordnung gaat nog verder en legt eene hoofdelijke verplichting tot schade-
Art. 43.
dit
artikel
er niet toe zullen bijdragen
om
vergoeding op den vader van den leerling en op den werkgever, die den leerling tot het verlaten van de leerbetrekking heeft verleid, of hem, wetende dat de leerovereenkomst nog niet was afgeloopen, heeft in dienst genomen. De voorgestelde bepalingen zijn derhalve te kras voor den leerling en toch onbevredigend voor den meester, terwijl bovendien, naar het schijnt, de sanctie ontbreekt. Men vroeg, of de uitdrukking: „Met of ten aanzien van hem", welke het eerste lid ontsiert, niet zou kunnen worden vervangen door: „Ten aanzien van hem"; blijkens het bepaalde bij art. 28 toch treedt nimmer de leerling maar steeds diens wettelijke vertegenwoordiger als partij op bij het sluiten van de leerovereenkomst, hetgeen overigens geheel past in het kader dat de Regeering zich voor de regeling van het leerlingwezen heeft gekozen. De in het tweede lid onder 2 genoemde voorwaarde, waaronder een nieuwe leerovereenkomst mag worden aangegaan vóór afloop van den duur der vorige leerovereenkomst, gaf in de eerste plaats aanleiding tot de reeds vermelde klacht over den gedwongen lediggang gedurende negen maanden. De vroegere meester wordt daardoor niet gebaat, want een waarborg tegen het openbaren van fabrieksgeheimen is in dien termijn niet gelegen en de leerling lijdt aan twee kanten schade, aangezien niet alleen zijne opleiding onderbroken is, maar hij nu ook nog zoo geruimen tijd moet wachten alvorens bij een nieuwen meester in de leer te mogen gaan. Vrij algemeen wenschte men dien termijn van negen maanden ingekort te zien of althans de mogelijkheid te zien geopend, dat met een korteren termijn kan worden volstaan. Men vroeg, of de termijn niet telkens zou kunnen worden vastgesteld door de in art. 24 bedoelde commissie, die daarbij naar omstandigheden zou kunnen oordeelen zoowel het antwoord op de vraag hoelang de leerling reeds bij het vak is geweest, als de reden waarom zijne vorige opleiding gestaakt of beëindigd is, kunnen daarbij gewicht in de schaal leggen. De opmerking werd hierbij gemaakt, dat de termijn van negen maanden volgens het ontwerp zal worden gevorderd in drie gevallen als de leerovereenkomst gedu;
;
:
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's