Sociale hervormingen - pagina 120
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel III.
io8
overwogen of niet eene ingrijpende wijziging in de wijze van productie er toe zoude kunnen leiden, dat na eenen overgangstijd de lo-urige werktijd zoude kunnen worden ingevoerd. De mogelijkheid om te geraken tot eene dadelijke invoering van den lourigen werkdag wordt door de deskundigen, die door den ondergeteekende zijn gehoord, ontkend en ook aan ondergeteekende komt het voor, dat aan dergelijke dadelijke invoering niet kan worden gedacht. Wel zal de industrie de moeilijkheden moeten en ook kunnen overwinnen maar het aannemen van een overgangstijdperk om daartoe te geraken is noodzakelijk. is
In het bovenstaande heeft de ondergeteekende aanleiding gevonom eene regeling in het ontwerp op te nemen, die het mogelijk maakt om in enkele bedrijven ook na het in werking treden der wet jongens, meisjes en vrouwen 1 1 uur te mogen doen arbeiden. Het ligt in de bedoeling om van dat voorschrift gebruik te maken zoowel voor de opgenomen in art, 271 spinnerijen als voor de wollenstofiFenfabrieken. Intusschen zullen die inrichtingen zich niet voor altijd ten aanzien van jongens, meisjes en vrouwen aan den tienurigen arbeidsdag kunnen onttrekken. Volgens art. 271 moeten zij om 1 1 uur te mogen werken in het bezit zijn van eene vergunning van den Minister. Deze vergunning nu wordt slechts voor een bepaalden tijd verleend en zij kan voorwaarden bevatten. Dit laatste is gedaan om het geoorloofd aantal uren op 10^2 te kunnen brengen en bovendien om de noodig gebleken voorschriften in het belang van de jongens, meisjes en vrouwen in de vergunning als voorwaarden te kunnen omschrijven.
den
—
—
IL Tegenwoordige Veiligheidswet. no.
Wet
v.
20 Juli
1895
{•Sibl.
137).
Ook
de aan de bestaande Veiligheidswet ontleende voorschriften
hebben niet ongewijzigd eene plaats gevonden in het wetsontwerp. Volgens de thans geldende Veiligheidswet zijn slechts de in art, als fabrieken en werkplaatsen aangeduide inrichtingen aan de wet onderworpen en bevat de wet dus geen eischen voor inrichtingen, waarin minder dan tien personen plegen te verblijven en geen krachtwerktuig of oven wordt gebezigd. De vlasbraakhokken en zwingelketen, genoemd in art. i onder 2". der wet, laat de ondergeteekende hierbij buiten beschouwing. Eene sigarenmakerij, I
een confectie-atelier, waarin slechts
mannen werkzaam
zijn in
dan tien, is niet onderworpen aan de eischen, krachtens de Veiligheidswet. Het komt den ondergeteekende noodzakelijk voor, dat ook aan een aantal kleinere inrichtingen eischen bijv. ten aanzien van luchtruimte, het voorkomen van brand, het voorkomen van ongevallen enz. moeten worden gesteld en dat bovendien ook aan zeer kleine inrichtingen althans enkele eischen ter beveiliging van het daar werkzame personeel kleiner gesteld
aantal
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's