Sociale hervormingen - pagina 70
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel II.
6o
Hoe
belangrijk alle deze voorschriften zijn, hunne beteekenis buiten het kader van dit wetsontwerp. Met name zou een voorschrift, waarbij aan sommige categorieƫn van werkgevers de verplichting werd opgelegd om een reglement vast te stellen, zich in onze burgerlijke wetgeving niet op zijne plaats kunnen gevoelen. Hoe wenschelijk de verplichte reglementeering zijn moge in tal van bedrijven, en welke diensten dit instituut ook zoude kunnen bewijzen aan de voorbereiding eener wettelijke regeling van het collectief arbeidscontract, het valt niet te ontkennen, dat bedoelde verplichting uitsluitend een publiekrechtelijk karakter draagt, dat haar doel zuiver publiekrechtelijk is en dat hare naleving alleen langs publiekrechtelijken weg kan worden verzekerd. Des burgerlijken wetgevers is de taak te bepalen, onder welke omstandigheden de werkgever zich tegenover den arbeider op de voorschriften van een door hem vastgesteld reglement kan beroepen, welke de invloed is van een reglement op de rechtsligt
verhoudingen van partijen. Tot juist verstand van de taak welke de wetgever hier te vervullen heeft, behoort op den voorgrond te worden gesteld, welk het rechtskarakter is van het reglement, gelijk dit in de practijk voorkomt i). Ten deze nu worden twee meeningen verdedigd. Volgens de eerste, welke in het ontwerp-DRUCKER aangenomen was, wordt het reglement geacht een bestanddeel der overeenkomst uit te maken; de tweede, in het Regeeringsontwerp van 1901 gehuldigd, beschouwt het reglement als een samenstel van regelen van objectief recht, door den werkgever vastgesteld krachtens het recht, hetwelk hem noodzakelijkerwijze als hoofd en leider der werkzaamheden moet toekomen het reglement, door den werkgever vastgesteld, werkt, zoo oordeelen de voorstanders dezer opvatting, tegenover den arbeider gelijk de wet tegenover den burger 2). Naar het oordeel des ondergeteekenden beantwoordt, van een louter theoretisch standpunt beschouwd, geene van beide opvattingen geheel aan de werkelijkheid; eenerzijds moet men erkennen, dat een reglement onderscheidene bepalingen bevat, welker contractueel karakter duidelijk te voorschijn treedt: men denke aan de bepalingen omtrent het bedrag en de uitbetaling van het loon, omtrent de arbeidsuren; aan den anderen kant vertoont het arbeidsreglement echter ook eene publiekrechtelijke zijde, waar het bepalingen geeft ten behoeve van het welzijn, van de veiligheid der arbeiders 3). Het reglement heeft mitsdien in den regel een dubbelslachtig karakter. Intusschen, deze theoretische beschouwing kan den wetgever 1)
Zie o. a. Verslagen van de inspecteurs van den Arbeid over volg. en blz. 396 en volg.
1897 en 1898,
116 en 2)
Zie
3)
Zie
Truyen, t. a. p., blz. 37; van Beresteijn ook van Beresteijn, t. a. p., blz. 29.
t.
a. p.,
blz.
25.
blz.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's