Sociale hervormingen - pagina 312
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel II.
368
woonplaats der wederpartij. Deze regeling ontleend aan art. 314 van het Wetboek.
is tot
op zekere hoogte
Art. 125 c. De wederpartij wordt met de vordering in kennis gesteld door den kantonrechter, die haar een afschrift van het verzoekschrift toezendt en haar daarbij tevens kennis geeft van dag en uur der terechtzitting. De dagbepaling geschiedt volgens een formulier, vastgesteld bij den bij het vorig artikel bedoelden algemeenen maatregel. Ditmaal is het gebruik verplichtend gesteld, hetgeen ten aanzien van het formulier, bedoeld bij het vorige artikel, niet wel doenlijk en zeker niet practisch zoude zijn. De termijnen zijn gekozen met het oog op de omstandigheid, dat veelal slechts één dag in de week voor de burgerlijke terechtzitting bestemd is. Volgens deze regeling zullen partijen nimmer binnen korteren tijd dan drie, noch na lan geren tijd dan twaalf dagen te voren, met den dag der behandeling in kennis
kunnen worden
gesteld.
De
van deze bepaling is vooral allen van de vraag, of voortaan sprake kan zijn van verstek. Door de kennisgeving wordt de zaak ter terechtzitting aanhangig; het niet verschijnen van partijen heeft dezelfde rechtsgevolgen als waren zij op eene dagvaarding niet Art. 125
d.
strekking
twijfel af te snijden ten aanzien
verschenen.
Ten einde noodeloozen omslag vermijden, wordt onvermogen ten aanzien van de betaling van proceskosten aangenomen waar het geldt eene arbeidsovereenkomst, waarbij het loon minder dan vier gulden per dag bedraagt. Wel zullen dus krachtens deze bepaling enkele personen kosteloos kunnen ageeren, aan wie een bewijs van onvermogen thans wellicht niet zoude worden afgegeven, doch hiertegenover staat, dat voor de overgroote meerderheid van arbeiders deze bepaling feitelijk slechts dit verschil zal in het leven roepen, dat hun het ongerief en het tijdverlies, verbonden aan het bekomen van een bewijs van onvermogen, zal worden bespaard. Daarbij verlieze men niet uit het oog, dat, indien de kosteloos procedeerende niet onvermogend is en bij verlies zijner zaak in de kosten veroordeeld wordt, hij toch tot betaling der proceskosten zal kunnen worden gedwongen. De redactie van het nieuwe lid van art. 872 is met opzet aldus gekozen,, dat niet alleen de arbeider zelf, doch ook de man der gehuwde arbeidster {nieuw art. 1639 #2) en de wettelijke vertegennet woordiger des minderjarigen arbeiders {nieuw art. 1639 n ) voorrecht van gratis admissie zullen deelen, zoo slechts het loon beneden het grensbedrag blijft. De bedoeling der laatste zinsnede van de nieuwe alinea is natuurlijk niet. dat de werkgever nimmer Artt. 872, derde lid, en 874 a.
te
m
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's