Sociale hervormingen - pagina 257
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel I.
247 Zie verder hetgeen betreffende ontheffing van den verzekeringsvoorkomt in § 5 der Algemeene beschouwingen en in de toelichting van artt. 21, 36, 46, 64 en 108.
plicht
Litt. d. De vrouw of de weduwe van een verzekerde werkman, hoewel zelf geen werkvian (art. 5) en dus niet onder art. 66 vallende, kan aanspraak op invaliditeitsrente verkrijgen hetzelfde geldt van de vrouw of de weduwe van den kleinen ondernemer, die zich vrijwillig verzekerd heeft. De Bank behoort dus de bevoegdheid te hebben haar te doen behandelen of verplegen, indien dreigende invaliditeit daardoor voorkomen kan worden. ;
De premie zal, zooals in de toelichting van art. 73 is Litt. e. medegedeeld, niet door of voor alle werklieden op dezelfde wijze behoeven te worden betaald. Zie verder de toelichting van art. 80 en van art. 81. Zie art.
Litt. g.
2,
tweede
lid
en
art.
3,
litt.
h,
Litt. h. Niemand zal tot de verzekering worden toegelaten, zonder dat de ambtenaar of de commissie heeft onderzocht of hij verzekeringsplichtig is. De bevoegdheid om op de toelating terug te komen kan echter, ook in het belang van de werklieden, niet gemist worden. Is het bijv. onzeker of een op Java geboren werkman reeds 35 jaren oud is, dan zou de betrokkene, zoolang die onzekerheid niet opgeheven was, niet tot de verzekering mogen worden toegelaten, indien op de toelating niet mocht worden teruggekomen. Waar het laatste geschieden kan, bestaat er geen bezwaar den betrokkene, indien hij dit wenscht, in de verzekering op te nemen, met de verplichting om binnen een bepaalden termijn zijn geboorteakte of een ander stuk, waaruit zijn leeftijd blijkt, over te leggen, op straffe van nietigheid der
verzekering.
De
verzekerde behoort echter na een betrekkelijk korten zekerheid te hebben, dat hij, ingeval van invaliditeit, onder de bij art. 27 gestelde voorwaarden aanspraak op rente zal hebben. In Duitschland wordt de uitreiking eener rentekaart door de ambtenaren, krachtens § 134 der wet van 1899 aangewezen, als een voorloopige beslissing omtrent het bestaan van ver-
termijn
recht tot zelfverzekering beschouwd, kan worden teruggekomen (i); bij de aanvrage eener rente wordt, kan althans worden onderzocht of hij, die de rente vraagt, in de verzekering had mogen worden opgenomen. (2) De betrokkenen staan er dus aan bloot dat, als zekeringsplicht
waarop
te
allen
(2)
het
tijde
VIII van de uitgave der wet van 1889 door BossE en VON WoEDTKE, 364 X no. 6 en bladz. 367 x no. 13. §§ 57 no. I, 58, 59, 112, derde lid en 147 der wet van 1899.
(i) Zie bijlage
bladz.
of
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's