Sociale hervormingen - pagina 283
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel II.
339
ondergeteekende de eer had hierboven nogmaals deelen, betreft art. 1638/ louter den tijd, die tusschen twee uitbetalingen verloopen mag. In verband met de bepaling, van art. 1638/ schijnt het desniettemin minder noodzakelijk de tijdruimte aan te wijzen, die mag liggen tusschen den afloop van de arbeidsperiode en den dag, waarop het loon over die periode wr ordt uitbetaald. Immers art. 1638/ stelt als regel, althans ten aanzien van tijdloon, dat die tijdruimte nihil zal bedragen. De opmerking betreffende art. 1638^ is alleszins juist: door eene wijziging der redactie van dit artikel is thans, naar de ondergeteekende vertrouwt, in de leemte voorzien. Wat de onderscheiding van arbeiders in meer en minder onafhankelijke en zelfstandige betreft, heeft de ondergeteekende gemeend aan het artikel eene bepaling te moeten toevoegen van dwingend recht, waardoor de uitbetaling van het lagere loon Gelijk
mede
de
te
eenmaal in de twee weken verzekerd wordt. Met dit voorbehoud blijft de vrijheid van partijen om de tijden van uitbetaling naar goedvinden te regelen, onverlet. Overigens blijft het artikel onveranderd tusschen den tijd, waarbij het loon vastgesteld is en dien, waarbij het wordt uitbetaald, bestaat een verband, hetwelk geen e wetsbepaling zoude kunnen verbreken, zoo zij de vaste gebruiken niet eerbiedigde. Ware het niet, dat de overgroote meerderheid der loonen van minder dan vier gulden per dag, thans reeds wekelijks werden uitbetaald, de ondergeteekende zoude geaarzeld hebben de bepaling van dit laatste lid voor te stellen. Op dien grond kwam intusschen eene uitzondering voor inwonende arbei:
ders noodzakelijk voor.
Hoewel nu ook met deze bepaling
niet de zekerheid wordt dat laag bezoldigde arbeiders ten minste eenmaal in de week zullen worden uitbetaald, zoo mag toch niet uit het oog worden verloren, dat bij de voorgestelde regeling deze uitbetaling als de normale is aangenomen, zoodat zij steeds zal worden toegepast, waar niet in het bijzonder ervan afgeweken is. Ook vergete men niet, dat het tegenwoordig gebruik reeds den werkgever
verschaft,
in die richting leidt.
De vraag betreffende de uitdrukking „is vastArt. 1638OT. gesteld," in den vijfden regel van het artikel, moet bevestigend beantwoord worden het artikel heeft op dit punt mitsdien wijzi;
ging ondergaan.
Ook thans veroorlooft de ondergeteekende zich 1638??. de aandacht op te vestigen, dat in het meergenoemd rapport der Handelsreizigers-Vereeniging „Eendracht" het woord „omzet" beschouwd wordt als de grond, waarop de toepasselijkheid van Om dezelfde redenen, als dit artikel op handelsreizigers steunt. bij art. 1638 ^ gelden, schijnt het intusschen ook hier wenschelijk de gansche uitdrukking te vervangen door eene, waardoor de Art.
er
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's