Sociale hervormingen - pagina 281
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel III.
209
Ten aanzien van jeugdige arbeiders tusschen 14 en 16 jaar bepaalt het laatste lid van § 135, dat zij in fabrieken dagelijks gedurende 10 uren mogen werkzaam zijn. niet langer dan § 136 zegt voorts, dat hun arbeidstijd niet mag aanvangen vóór 5-^ uur 's voormiddags en niet mag eindigen na 8^ uur 's namiddags. De arbeidsuren moeten regelmatig" door rusttijden onderbroken worden bij een 6-urigen arbeidsduur minstens gedurende ^ uur, bij een 8-urigen, wanneer de onderbroken arbeidstijd en 's namiddags niet langer duurt dan 4 uren, ge's voordurende één uur; bij langeren middagarbeid één uur pauze en en 's namiddags elk ^ uur. Gedurende de rusttijden 's voormogen zij niet worden werkzaam gesteld en zich slechts in de arbeidslokalen ophouden, als het bedrijf, voor zoover jeugdige arbeiders daaraan medewerken, gedurende dien tijd geheel stil staat, of wanneer het verblijf buiten de fabriek zeer bezwarend is en de beschikbaarstelling van een afzonderlijk schaftlokaal te groote moeilijkheden oplevert. Ook op de bepalingen, regelende arbeidsduur en rusttijden van jeugdige arbeiders, zijn de uitzonderingen menigvuldig. Voor een deel vallen zij samen met die, toegestaan voor vrouwen boven de 16 jaar (§ 139) en verder bevatten de besluiten van II Maart en 29 April 1892, 8 December 1893, i Februari 1895, 4 Maart 1896 en 31 Mei 1897 en nog tal van andere, betrekking:
hebbende op speciale bedrijven. Het besluit van den Bondsraad van 13 Juli 1900, regelende den arbeidsduur van jeugdige arbeiders in werkplaatsen, waar men gebruik maakt van motorkracht {R. Ges. B. 1900 no. 28), dat voor genoemde arbeiders werkplaatsen met fabrieken gelijkstelt, laat evenwel in werkplaatsen met minder dan 10 arbeiders, het wegvallen der voor- en namiddagpauzen toe, wanneer 's middags gedurende 172 uur geschaft wordt of de arbeidstijden des morgens en 's namiddags elk niet langer duren dan 4 uren het verblijf in de werkplaats gedurende den rusttijd is onvoorwaar;
werkplaatsen der kleine industrie (n. 10, 2de en 3de alinea van voornoemd besluit van den Bondsraad bevat bepalingen ten aanzien van de vraag welke bedrijven daartoe gerekend worden) en in die, waar men gebruik maakt van hydraulische kracht, is de arbeidsduur, als er minder dan 10 arbeiders werken, voor de mannelijke jeugdige arbeiders slechts beperkt door de bepaling dat dezen niet vóór 5^ uur 's voormiddags beginnen en na 8^ uur 's namiddags eindigen mogen Kinderen jonger dan dertien jaar mogen niet in fabrieken delijk toegestaan. In
werken; die van
13 jaar
mogen, wanneer
zij
niet
meer verplicht
de lagere school te bezoeken (in de meeste landen van het Duitsche Rijk is de leerplichtwet uitgestrekt tot aan het 14de jaar), in fabrieken niet langer dan gedurende 6 uren werken en niet tusschen 8^ uur 's avonds en 5^ uur 's morgens. Voor de rusttijden geldt voor kinderen hetzelfde als voor jeugdige arbeiders. zijn
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's