Sociale hervormingen - pagina 291
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel II.
347
vaardigd door de overweging, dat de wetgever rekening behoort te houden met de omstandigheid, dat vele niet-juristen den nieuwen titel, meer dan eenig ander gedeelte van het wetboek, zullen raadplegen.
Art. 1638.3; {nieuw art. 163800!). Terecht werd betoogd, welk een onjuist inzicht in het wezen der voorgestelde bepalingen die „enkele leden" hadden, die als hun oordeel uitspraken, „dat elke regeling omtrent het uitreiken van getuigschriften bij het eindigen der dienstbetrekking, het zekerste middel is om den arbeider tot slaaf te maken van den werkgever en hem aan diens willekeur over te leveren". Immers het is niet te loochenen, dat het getuigschrift, als zoodanig, in een natuurlijk en onafscheidelijk verband staat tot de dienstbetrekking zelve. Biedt men aan een onbekenden werkgever zijne diensten aan, het is natuurlijk, dat deze werkgever, inlichtingen omtrent den arbeider verlangende, zich Zijn op bij voorkeur tot een vroegeren werkgever zal wenden. dit gebied misbruiken ingeslopen, het is de taak des wetgevers deze te voorkomen, doch evenmin als men eene gezonde plant uitroeit, omdat zij enkele zieke bladeren vertoont, mag men het uitreiken van een getuigschrift verbieden, omdat dit somwijlen tot misbruiken heeft aanleiding' gegeven. Werd het uitreiken van getuigschriften verboden waarmede natuurlijkerwijze gepaard zoude moeten gaan een verbod van het geven van afzonderlijke schriftelijke en mondelinge inlichtingen de werkgever zou bij de keuze van arbeiders welhaast uitsluitend moeten afgaan op het uiterlijk des arbeiders, en op de wijze, waarop deze zich weet voor te doen en zijne verdiensten weet kenbaar te maken. In verband hiermede is de ondergeteekende van meening, dat het eigenlijk karakter van het getuigschrift te zeer op den achtergrond zou treden, indien dit, zelfs op verzoek des arbeiders, niet meer mocht bevatten dan eene bloote opgave van den duur der dienstbetrekking en van den aard van den verrichten arbeid. De arbeider, die te weinig vertrouwen stelt in den werkgever en zich daarom liever niet aan een uitvoerig getuigschrift wil wagen, zal den werkgever, wien hij zijne diensten aanbiedt, de redenen van zijn gebrek aan vertrouwen kunnen mededeelen. In ieder geval zou de practijk weigeren genoegen te nemen met het zoozeer besnoeide getuigschrift, en zou men zijne toevlucht
—
—
gaan nemen tot het vragen van afzonderlijke mondelinge informatiën.
Wel
schriftelijke
of
nog somwijlen worden verzocht en verImmers met de regeling van het getuigschrift kan de wetgever niet geacht worden het geven van afzonderlijke schrifzullen deze toch
strekt.
telijke of mondelinge inlichtingen te hebben verboden. Doch, behalve misschien wanneer werkgever en arbeider in de beste verhouding scheiden, voor den arbeider is een getuigschrift, aan
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's