Sociale hervormingen - pagina 364
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel III.
352
'Art. 22. Gevraagd werd, of bij de in den aanhef van het tweede hd voorkomende uitdrukking „Houdt de leerovereenkomst op te u'erken", uitsluitend moet worden gedacht aan het einde van de leerovereenkomst op een der wijzen bedoeld in art 46. Uit de toelichting volgt, dat, naar 's Ministers bedoeling, een jongen of meisje door weg te loopen toch niet zal ophouden maar hoe zal het zijn, wanneer de leerling vóór leerling te zijn het verstrijken van de leerovereenkomst het diploma van gezel verwerft? Art. 46 bepaalt niet, dat door het verkrijgen van dat uit art. 20 schijnt nochdiploma de leerovereenkomst eindigt tans te volgen, dat men na ontvangst van dat diploma geen leerling meer is. Beide begrippen schijnen elkaar dus niet geheel te dekken, hetgeen tot te meer verwarring aanleiding kan geven nu, blijkens art. 43 j" art. 46, met den afloop van den duur der leerovereenkomst niet hetzelfde wordt bedoeld als met het einde dier overeenkomst, en daar naast, in art. 41, nog sprake is van de beëindiging van de leerbetrekking en het einde van den leertijd, welke beide tijdstippen ook al niet behoeven samen te vallen. ;
;
Art. 23.
Sommige
dat deze bepaling monopolies.
leden wenschten een wettelijken waarborg, geen aanleiding geve tot het scheppen van
Het ontbreken van eene wettelijke omschrijving van het begrip „hoofd of bestuurder" zal, vreesden sommigen, in meer dan één bedrijf, als b.v. de tabaksindustrie, aanleiding kunnen geven tot misbruiken, aangezien personen, die thans alleen werken, zich als hoofd of bestuurder zullen aanmelden ten einde zoodoende jongens, in
dienst te
kunnen nemen.
Art. 24. Het scheen niet zonder bezwaar, de vergunning telkens slechts voor den tijd van één jaar te doen verleenen. Het zou althans aanbeveling verdienen, de eenmaal verleende vergunningen stilzwijgend te laten doorloopen, zoolang niet de vergunning uitdrukkelijk wordt ingetrokken. Staat de patroon er aan bloot, elk jaar, wellicht om redenen geheel vreemd aan zijne meerdere of mindere geschiktheid om als opleider op te treden, zijne aanvraag om vergunning te zien weigeren, dan zal dit hem stellig geen spoorslag zijn om het leerlingstelsel in te voeren, aangezien hij niet eens de zekerheid zal hebben de aangegane leerovereenkomsten te kunnen nakomen.
De opmerking werd gemaakt, dat hetgeen in de artt. 24 en 25 met betrekking tot de instelling van de daar bedoelde commissie is opgenomen zeer vaag is en ruimte laat voor zeer uiteenloopende regelingen. Het scheen wenschelijk een afzonderlijk artikel aan de instelling der commissiën; daarin zou bepalen, of er in elke gemeente, of zelfs in elke proslechts ééne commissie voor alle bij het leerlingwezen
uitsluitend te wijden
dan
zijn te
vincie,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's