Sociale hervormingen - pagina 208
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel I.
;
198
onderling overeenkomen om ieder voor een gedeelte te betalen het aandeel in de premie, dat niet op den werkman mag worden verhaald; het ontwerp regelt dit niet.
Art. 75. De bepaling is noodig, niet alleen omdat het geval het artikel voorzien zich in de practijk kan voordoen, maar ook en vooral om ontduiking van de betaling der premie te voorkomen. De werkgever zou kunnen zeggen, dat de werkman zijn loon, voor zooveel dit in geld bestaat, uitsluitend van derden ontvangt of bevoegd is dit voor het geheel af te houden van hetgeen hij ten behoeve van zijn werkgever van derden ontvangt door den werkman kan het tegendeel worden beweerd. Aan de Bank behoort niet te worden opgedragen de beslissing in dergelijk verschil en zij zou niet weten, wie de premie moest betalen. De wet moet dus bepalen, wie in dergelijk geval de premie betaalt. Waar niet blijkt, dat aanwezig is een der gevallen waarin de werkman zelf de premie betalen moet, behoort de verplichting om de premie te betalen aan den werkgever te worden opgelegd. Beweert de werkman dus, dat hij loon in geld van den werkgever ontvangt, dan is de werkgever, al wordt dit door hem ontkend, al zou de bewering van den werkman in strijd zijn met een schriftelijke overeenkomst tusschen partijen, tot premiebetaling verplicht, tenzij de werkman om een andere reden niet onder litt. a van art. 74 valt. Op deze wijze heeft de werkman, die ingevolge art. 74 zelf verplicht zou zijn de premie te betalen, zonder het recht te hebben een deel daarvan op den werkgever te verhalen, in het afgetrokkene het in zijn macht zich aan zijn verplichting te onttrekken ten koste van zijn werkgever. Practisch levert dit weinig bezwaar op, daar de werkman in zijn eigen belang zich voor dergelijke handeling wachten zal. De werkgever zou wel is waar ingevolge de artt. 80 en 81 de betaalde premie niet voor het geheel op den werkman mogen verhalen, maar hij zou, naar omstandigheden, den werkman uit zijn dienst ontslaan of de werko vereenkomst niet hernieuwen. bij
Art. 76. Zie de toelichting van art. 20. Wordt een zeeman, die tien maanden in een jaar in dienst is, in de 4de loonklasse gerangschikt, terwijl hij naar zijn jaarloon in de 3de klasse zou moeten worden geplaatst, dan wordt over die tien maanden aan premiën evenveel en zelfs iets meer betaald, dan verschuldigd zou zijn indien over het geheele jaar premiën in de 3de klasse moesten betaald worden. Feitelijk worden over die tien maanden premiën over een vol jaar betaald, en de zeeman behoort dus niet verplicht te worden over de overblijvende weken, waarin hij niet in dienst is, premiën te betalen. En dit zou het geval wezen, indien hem niet vergund werd over
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's