Sociale hervormingen - pagina 211
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel III.
199
de eerst bedoelde dagen langer te doen duren dan op andere dagen. In verband daarmede komt het wenschelijk voor om jongens, die hun veertiende jaar voleind hebben, den arbeid te kunnen doen aanvangen om 4 uur des voormiddags op dagen, dat de volwassen mannen ook vóór 5 uur des voormiddags den arbeid mogen beginnen. Art. 278. Vermits de verzending van de gist vroegtijdig moet plaats hebben, is de arbeid van een jongen, die zijn veertiende jaar heeft voleind, om 4 uur des voormiddags noodig. Daartegen bestaat te minder bezwaar omdat als voorwaarde kan worden gesteld, dat zijn arbeid om 6 uur des namiddags moet eindigen.
in
Art. 279. Voor de glasblazerijen is het voldoen aan het bepaalde art, 272 onmogelijk. In bijna alle glasblazerijen, en zeker in
alle inrichtingen,
waar zoogenaamde wanovens worden gebruikt,
nachtarbeid van de blazers en andere volwassen mannen noodig. Wanneer de inrichting in werking is, kan intusschen de arbeid van de jongens niet worden gemist. Vasthoudende aan het beginsel, dat de arbeidsduur niet meer mag bedragen, dan 10 uur per etmaal, wordt voorgesteld om het aanwijzen van het begin en einde van den arbeid van jongens, die hun veertiende jaar hebben voleind, over te laten aan het hoofd of den bestuurder der glasblazerij. De tegenwoordige regeling, dat een jongen beneden de veertien jaren arbeid mag verrichten tot 10 uur des avonds, is niet overgenomen. Het voortdurend heen en weerloopen tusschen den blazer en den koeloven, meestal in draf, is een zóó zware arbeid, dat een jongen van zoo jeugdigen leeftijd zóó laat in den avond daarmede niet behoort te worden belast. Werkt in de inrichting eene dag- en eene nachtploeg dan dient er voor gewaakt, dat de jongens niet voortdurend 's nachts werkzaam zijn. Is er alleen eene dagploeg dan behoeft natuurlijk daaromtrent geen voorziening te worden getroffen. Kan voorshands de nachtarbeid van jongens niet geheel worden gemist in de glasblazerijen, zoo behooren deze inrichtingen het er toch heen te leiden, dat die arbeid na een overgangstijd zal kunnen worden ontbeerd. Met het oog daarop is het tweede lid is
opgenomen. Art. 280. Naaisters, breisters, borduursters, schoenstiksters, passementwerksters, modemaaksters en vervaardigsters van vrouwe-
handwerken of van kunstbloemen zijn er veelal bijzonder op gesteld den arbeid voort te zetten tot 8 uur des namiddags beginnen het werk des morgens niet vóór 8 uur, in plaats zij van om 6 uur, zooals art. 272 veroorlooft. Bezwaar om de 10 werkuren te verdeden tusschen 8 uur des voormiddags en 8 uur des namiddags — of tusschen half acht des voormiddags en half acht des namiddags schijnt niet te bestaan. lijke
—
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's