Sociale hervormingen - pagina 119
voorstellen van wet door het ministerie-Kuyper bij de Staten-Generaal ingediend. Deel II.
109
Het ontwerp volgt in deze het voetspoor der genoemde buitenlandsche wetten. Op het voorbeeld van het Zwitsersche Wetboek beperkt het zich echter tot het uitspreken van het beginsel, de toepassing op de verschillende voorkomende gevallen aan de practijk overlatend.
Evenwel
is, wat de betaling der kosten betreft, de verplichting op een termijn van zes weken beperkt; haar tot eene „voorbijgaande" ziekte te beperken scheen, wegens de onbestemdheid
tot
der uitdrukking, niet aanbevelenswaardig. Ook is de verplichting des werkgevers opgeheven voor het geval dat uit anderen hoofde in de verpleging en geneeskundige behandeling is voorzien, b. v. wanneer de inwonende arbeider deelgerechtigd mocht zijn in eenig fonds. Art. 1638 w. De algemeene beteekenis dezer bepaling is reeds hierboven toegelicht. Met behulp van dit artikel kunnen door eene gezonde rechtspraak uitkomsten verkregen worden, die door geformuleerde wetsartikelen niet zijn te bereiken. Wat „een goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten", zal in geval van geschil de rechter moeten beslissen. Richtsnoer zal voor hem in menig opzicht zijn het plaatselijk of algemeen gebruik. Voor het constateeren daarvan zullen zeer vaak de Kamers van Arbeid het aangewezen orgaan zijn, terwijl deze colleges ook op het tot stand komen van nieuwe gebruiken grooten invloed zullen uitoefenen.
Art. 1 63 8 at. Meermalen zijn moeilijkheden gerezen over de vraag of de werkgever verplicht is, den arbeider bij het eindigen der dienstbetrekking een getuigschrift uit te reiken. Sommige rechterlijke colleges hebben deze verplichting afgeleid uit art. 1375 Burgerlijk Wetboek of elders geldende, daarmede overeenkomende, bepalingen anderen hebben de juistheid dier meening ontkend. In ieder geval blijft er twijfel bestaan over den omvang der verplichting. Wettelijke regeling is dus wenschelijk. De Fransche wet van 2 Juli 1890, art. 3, geeft den arbeider recht op een certificaat, vermeldende den datum van zijne indienststelling, dien van zijn vertrek, en de soort van arbeid, waartoe hij is gebruikt. Verder gaat de wetgeving van het Duitsche Rijk. Nadat reeds vroeger in Gesindeordnungen, in de eemannsordnung en in de Gewerbeordnung (§ 113) dergelijke bepalingen waren opgenomen, schrijft thans het Burgerlijk Wetboek in § 630 en het herziene Handelswetboek in § 73 voor, dat op verlangen van den arbeider het getuigschrift ook moet loopen over „die Leistungen und die Führung im Dienste." Het laatstgenoemde voorbeeld is in het ;
S
ontwerp gevolgd. Laatste
lid.
Lichtvaardige
schriften misleidt degenen, die
van te gunstige getuigop gezag daarvan den arbeider in
afgifte
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 januari 1905
Abraham Kuyper Collection | 610 Pagina's