Bilderdijk in zijne nationale beteekenis - pagina 79
75 Blijkens
Goddelijkheid.
V. V.
laatste
dit
den dienst der afgoden, toont dat hier sprake
met
noch op
slaan
niet
Gods. Vooral de tegenstelling
op de heiligheid
de almacht noch 23
verband kan
het
in vs.
van een
is
in
de creaturen doorstralend verschijnsel, dat op alles een Goddelijk handmerk
Denk
drukt.
daarbij nu, zoo ge wilt, vooral aan het organisch verband, aan de
evenredigheden, aan de op elkaar inwerking der creaturen, maar ook onder
deze vormen komt uitgebreidste lijke iets dat
hooger oorsprong
hier
hangen
Goddeals
zoo-
realiteit in
haar
kunsttalent, die alzoo uit die hoogere wereld
blijven
de
in
zijn ideaal grijpen
maar door het
moet. Niet
zienlijke tot
Deze opvatting van de kunst, moet
natuurlijk
maar
zichzelf en de schepping heen,
moet ook de dichter het eeuwig schoon voortbrengen. Ook
niet uit zichzelf
vinden waar het alleen
kunstopvatting
is,
dingen,
zienlijke
doordringen.
ook de Poëzie beheerschen. Wel door
't
al
in zijn
beperking. Dit geldt natuurlijk ook voor den mensch, en met
het onzienlijke
moet
het Schoone of
dan hetgeen wij waarnemen;
heeft,
dien God, wiens de Goddelijkheid
uit
is
genomen nu
en een tegenstelling vormt met de
is,
name voor den mensch met en
Sclioone,
liet
beteekenis. Naar deze voorstelling
danig hoog verheven creatuurlijke
weer op
ge toch altoos
is,
t.
w.
in
diehoogere wereld en
nu door de Grieksche mythologie meer
in
God. Al
in
is
hij
deze
verband gezet
met de denkbeeldige Musen en een denkbeeldigen Zangberg, toch bleef ook zoo principieel de bedoelde voorstelling standhouden. Het was en bleef het
drijven
wereld;
en
van een onzichtbare macht; die macht dreef de
van
kracht
die
ons menschen onderscheiden
hoogere
Goddelijk
wereld
een hoogere
uit
straalde
een
uit
centrum. Het „Est Deus
van
in nobis,
agitante calescimus Ulo" bleef uitgangspunt van alle emotie. Het drijven van
den geest door
in
jectief
kwam
van buiten
toe,
volgde hooger bestel, en bracht
juist daar-
de vele kunstuitingen eenheid en verband. Er waren niet maar sub-
poëeten maar er was ook een Dichtkunst
in
objectieven zin. Het stand-
punt nu door de tachtigers ingenomen breekt hiermee.
diehoogere wereld; het
laat vallen
wil wel het Goddelijke,
maar pantheïstisch, en verheft
Schoon
en
tot
het
eenig
Het neemt
weg
de bewuste Goddelijke concentratie; het
eigenlijk
Goddelijke,
om
dit
pantheïstisch
daarna
den
dienst
van dit Schoon in de plaats van den Christelijken eerdienst te stellen. Albert
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1906
Abraham Kuyper Collection | 96 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1906
Abraham Kuyper Collection | 96 Pagina's