Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van de kennisse Gods - pagina 328

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van de kennisse Gods - pagina 328

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

3

DE DEUGDEN GODS.

26

de

die ons met de onzen verbindt, al het goede, dat nog smaken mogen, en dat zoozeer ons geluk ver-

liefde,

wij

hoogt, den levenslust verwakkert, en aan dit tijdelijk leven

glans verleent, van wien anders ging het uit en daalde het

dan van den Heere, onzen God? is het op het gebied des geestelijken levens. Ook

af,

Niet anders

daar geldt het, dat voor het kostelijk heilgoed, waarin wij ons zoo oneindig rijk en gelukkig gevoelen, voor de heerlijke

genadegaven, hooger God den

aarde biedt,

in waardij te schatten

HEERE, Hem

alleen,

dan

al

wat de

onze stamelende

dank toekomt. Voor al het hooger, geestelijk, eeuwig goed, in ongehouden goedertierenheid den uitverkorenen geschonken wordt, thans reeds in de bedeeling der genade, en eenmaal in het rijk der heerlijkheid, vraagt de HEERE, dat Hem, de Bron van alle goed, de Fontein van alle heil, lof en dank, eer en aanbidding, nu en eeuwiglijk zal worden toegebracht. Dit betuigt de Volzalige en Algenoegzame van Zich Zelven „Wie heeft Mij voorgekomen, dat Ik hem zou vergelden? Wat onder den ganschen hemel is, is het Mijne." dat

:

(Job 41

:

2.)

Deze gedachte wordt het best verstaan, zoo wij letten op den samenhang der gedachten in Ps. 36: 7 11, waar David in aanbidding aldus den HEERE grootmaakt: „HEERE, Gij behoedt menschen en beesten. Hoe dierbaar is Uwe goedertierenheid, o God Dies de menschenkinderen onder de schaduw Uwer vleugelen toevlucht nemen. Zij worden dronken van de vettigheid Uws huizes en Gij drenkt

!

;

ze uit de beek

des levens

;

in

Uwer

wellusten.

Want

bij

U

is

de Fontein

Uw licht zien wij het licht. Strek Uwe goederU kennen, en Uwe gerech-

tierenheid uit over degenen, die

tigheid over de oprechten van hart."

Op voor

hooggestemden toon wordt hier de goedheid Gods „menschen en dieren", de goedertierenheid

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1907

Abraham Kuyper Collection | 394 Pagina's

Van de kennisse Gods - pagina 328

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 januari 1907

Abraham Kuyper Collection | 394 Pagina's