Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het heil in ons - pagina 141

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het heil in ons - pagina 141

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

131

dan toch in elk ^evul dit „kunnen" afhankelijk wordt van het „gelooven", en dat juist dat zich zelf aanklagen van niet te yelouven de sombere klaagtoon is, die door het triomflied van llomeinen zeven heentrilt. Zoo zelfs, dat met het oog op dit laatste punt, Komeinen zeven in plaats van door .dit voorval uit Marcus weersproken te worden, er juist omgekeerd, lijnrecht door bevestigd wordt. Immers, de klacht van dien vader: „Ik geloof, Heere, en toch ik ben owgeloovig, och, kom mijn o/^geloovigheid te hulpe!" is de kernachtigste en prachtigste commentaar, die zich op Romeinen zeven leveren laat. zich te sluiten, gesteld

Staat

pensen l

het :

beter

met hun beroep op Paulus' juichkreet uit Philipalle dingen door Christus die mij kracht

13: „Ik vermag

geeft"?

Het mag betwijfeld! Vragen we toch van welk [vermogen, van welk kunnen, van welke geestelijke macht Paulus in den samenhang dezer woorden handelt, dan laat het verloop en de gang zijner gedachten ons allerminst in twijfel.

De beurs van den apostel was Hij heeft weer gebrek geleden. weer ledig, en de gemeenten, in stee van hem rijkelijk te voorzien, en wat meer nog zegt, in tijds te voorzien, hadden getalmd en den tijd verbeuzeld, terwijl de apostel van Jezus nauwlijks het noodige had om brood te koopen. En toen nu ook die nood weer doorworsteld was en Philippi, een der beste gemeenten, hem weer geld gezonden had, toen schreef hij haar dezen brief, en in dien brief deze woorden: „Ik ben grootelijks verblijd geweest in den Heere, dat gij nu eenmaal wederom verwakkerd zijt om aan mij te gedenken waaraan gij ook gedacht hebt; maar gij hebt de gelegenheid niet gehad. Niet dat ik hierover klaag, van wege het gebrek dat ik geleden heb, want ik heb geleerd altijd tevreden te zijn, hoe ik het ook heb. Och, ik weet vernederd te worden en dan weer overvloed te hebben. Alleszins en in alles heb ik mijn leerschool gehad. Ik weet verzadigd te zijn en honger te lijden, beide overvloed te hebben en gebrek te lijden. Ik vermag alle dingen door Christus die mij kracht geeft." Er is dus voor twijfel zelfs geen plaats. Geheel de samenhang toont en bewijst met overtuigende beslistheid, dat de apostel bij het schrijven van deze woorden, uitsluitend en eeniglijk aan het doorstaan van vernedering, van lijden, van nood en gebrek, en volstrekt niet aan de worsteling met de zonden des vleesches gedacht heeft. En zelfs indien men nog wilde tegenwerpen, dat Paulus zeer zeker hierop in de eerste plaats gedoeld heeft, maar dat de uitdrukking „alle dingen" toch te sterk is, om hierbij aan doorstaan van leed alleen te denken, dan wordt door het onmiddellijk voorafgaande „alleszins en in alles'' ;

Dit artikel werd u aangeboden door: Vrije Universiteit Amsterdam

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909

Abraham Kuyper Collection | 270 Pagina's

Het heil in ons - pagina 141

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909

Abraham Kuyper Collection | 270 Pagina's