Nadere verklaring - pagina 17
15
Ten onzent bedankt een Minister meestal voor
elke betrekking,
ook voor elke particuliere betrekking, die hem in een scheeve verhouding zou brengen. Het bedanken van dr. Kuyper als voorzitter, zou de partij niet in zoo groote ongelegenheid hebben gebracht, daar er een ondervoorzitter was. Naar mijn overtuiging verdwijnt bij de cumulatie van beide betrekkingen op den duur de Minister, de dienaar der Kroon, om plaats te maken voor den leider of den dienaar der partij. Men identificeert, of men wil of landsbelang
het
niet,
den denkbeelden, en
partijbelang
andere
en
het
partijbelang,
Dr.
partijleider.
die
op zich
ik
zelfs
Kuyper zelf wil
ten slotte het
heeft daaromtrent
Maar
eerbiedigen.
doen uitkomen, dat de wijze waarop hij dit wederom thans in zijn mededeeling heeft verdedigd, mijn sympathie niet heeft. Onzinnig zou het zijn te beweren dat alles wat een Minister wil toch
ik
doet,
doet als Minister; belachelijk
is het te beweren, dat geschreven op een stukje papier, dat afkomstig is uit een Departement, iets wat ik in de bladen heb gelezen. Wij schrijven hier ook dikwijls onze particuliere briefjes in de Kamer op papier gemerkt met het stempel van de hij
iets
is
dit
omdat
officieel,
het
is
maar daarom zijn het nog geen Kamerstukken. De zaak waarop het hier aankomt is, of de functie van Minister den drager dier functie niet behoort te beletten sommige zaken te doen, die hem als particulier persoon vrij zouden staan te verrichten, en meer bepaaldelijk of het politieke leiderschap samengaat met het Ministerschap. Kamer,
geef
Ik
toe, dat
men
te
gelijk Minister
en dat de meeste Kamerleden ook
en Kamerlid
zijn
kan,
behooren maar daargelaten, dat het eerste samengaan steeds van rechts fel is bestreden, vraag ik of het niet in Engeland, waar het Parlement en de Staatsinstellingen van de onze hemelsbreed verschillen maar in ons land aangaat dat een Kamerlid, tevens partijleider, zitting neemt in een Kabinet. Zoo ja, wat zou dan dr. Kuyper tot
een
partij
;
—
—
doen,
zelf zijn
als
belangen
Excellentie, dit
briefje
een
mag van
De Grondwet
sollicitant,
hebben
te
ik I
na op audiëntie
u thans, niet als
1000
bij den Minister met te zeggen: en nu, Minister, maar als partijleider,
bepleit, eindigde
ter
hand
stellen ten bate
uwer partijkas? Kuyper
verbiedt dit niet. Ik ben overtuigd, dat dr.
zou gevoelen, dat èn de sollicitant èn de partijman, door wien dit geld gegeven werd, ten snelste de deur moesten worden uitgeworpen; dat hij zou begrijpen, dat zulk een handeling niet
zelf
behoorlijk
quod
licet
is.
Want de oud-Minister zal mij toegeven: non omne omne quod Heet, honestum.
decet; non
Overigens erken
ik,
dat het hier een verschil van inzicht geldt
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 28 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 28 Pagina's