Het heil ons toekomende - pagina 187
177 ten deele ongetwijfeld in haar recht. Wie de waarheid van het stuk der uitverkiezing wil kennen, gaat tot de Schrift. Vindt men nu in de boeken zoowel des Ouden als des Nieuwen Verbonds van verkiezing en uitverkiezing op verreweg de meeste plaatsen over de uitverkiezing van een volk, en betrekkelijk zeldzaam van een verkiezing der enkele personen gesproken, dan is het volkomen natuurlijk, dat men juist door eerbied voor Gods heilig Woord bewogen wordt tusschen die beide verkiezingen verband te zoeken en zich dies niet vinden kan in een voorstelling, die het grooter deel der Openbaringen over dit diep geheimnis ongebruikt laat en ter zijde schuift. Dat innerlijke tegenstand tegen het volstrekt vrij machtige van Gods genade er dan licht toe verleidt, om ter wille van de volksverkiezing de uitverkiezing der enkele personen in de schaduw te stellen, zoo niet te loochenen, spreekt vanzelf. Toch is met een beroep op Gods vrij machtige genade deze tegenstand niet te breken. Eerst moet men tot volkomen onderworpenheid
aan
Woord Gods
het
baring
zijn
tot
recht
gekomen en dus elk deel der Schriftopendoen komen, zal men de geboorteweeën der anderen verlichten en verhaasten kunnen.
zijn
zuivere Godskennis bij Dit nu geschiedt ten
in
Israëls
gemeente
en
Gelijk
uit
zien en verkiezing
leert
voorafgaande keurt.
der verkiezing eerst dan, als men de afschaduwing van de verkiezing der de verkiezing der enkele personen, zonder opzichte
volks verkiezing
Lichaam van Christus ondenkbaar en in hem het menschelijk geslacht, de enkele personen voortkomen; gelijk Abraham zijn lendenen Israël als volk besloten ligt, en uit zonen Israëls voortkomen; zoo ook is in de uitChristus, en in Hem de Gemeente, en zijn eerst
Adam
dit geslacht
van
het
er eerst is
en in is, volk de enkele verkiezing eerst de in die Gemeente de enkele geloovigen. Er wordt in het Oude Verbond èn van een verkiezing Israëls uit de volken, èn van een verkiezing in Israël gesproken. Israël zelf als volk is uitverkoren. Daarvan heet het: „Gij kinderen Jakobs, zijne uitverkorenen!" „Om Jakob, mijns knechts wil, en Israël, mijn uitverkorene, ja, Ik riep u bij uwen naam, Ik noemde u toe, hoewel gij Mij niet kendet !" „Want de Heere heeft zich Jacob verkoren, Israël tot zijn eigendom." „Vrees niet, o Jacob mijn knecht en gij Jeschurun, dien Ik uitverkoren heb." „De God dezes volks heeft onze vaderen en het volk verhoogd." „Koningen zullen het zien en opstaan, ook vorsten en zij zullen zich voor u buigen, om des Heeren wil, die getrouw is, om den Heilige Israëls, die u verkoren heeft." „Want gij zijt een heilig volk; u heeft de Heere uw God verkoren, dat gij Hem tot een volk des eigendoms zoudt zijn, uit alle volken die op den aardbodem zijn." Maar behalve deze verkiezing van het volk is er een verkiezino- in, het volk. „Doch Hij verwierp de tent van Jozef en den stam van er
dit
eerst
12
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 266 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 266 Pagina's