De leer der Verbonden - pagina 50
:
40 neen), niets meer zou kunnen veranderen. Gesteld dus ook al, dat gij, mijn schepsel, door uw zonde Mij zoo bitterlijk woudt vertoornen, dat ge, mijn verbolgenheid opwekkende, Mij schier tot verbreking van
u gegeven Yerbond bewegen zoudt, dan zal dit toch nooit tot verbreking van het A^erbond miinerzijds leiden, om deze diepgaande, deze veelzeggende, maar dan ook afdoende oorzaak, dat Ik, uw God, aan mijn eigen Woord vast lig, door mijn eigen bestel gebonden ben, en mijn eigen Verbond niet meer verbreken kan. Dit bedoelt dan natuurlijk een heerlijke vertroosting voor Gods volk, dat, in zich zelf niets dan onwaardigheid en dood vindende, aan
mijn
nimmer
ofte
gedurig vreezen moest. God zoo schrikkelijk vertoornd te hebben, dat het Yerbond wel in duigen 77ioest vallen. Tegenover welke angst en vrees de Heere God dan deze lieflijke beschaduwing van zijn vertroostend aangezicht schenkt, dat Hij betuigt en aan onze ziele verklaart: „Dat kan Ik niet, al wilde Ik; en ja, Ik- zou het haast om uwe zonde willen; maar Ik zou niet kunnen, om de vastheid, om de onwankelbaarheid, om de onverbreekbaarheid van mijn
Yerbond." Dit nu toont, dat het Verbond, waarvan de Heilige Schrift ons de openbaring geeft, in onmiddellijk verband staat met de onveranderlijkheid en de onwankelhaarhnd van Gods wezen en de daaruit rechtstreeks voortvloeiende onverbreekbaarheid en onkreukbaarheid van zijn
trouw.
Verbondsnaam. Niet enkel wijl die geheimzinnige Verbondsvolk geopenbaard is; maar ook wel terdege, omdat in dien diepzinnigen naam van Gods heerlijk Wezen de grondslag ligt aangegeven, waarop het Verbond rust. Iets, iets ten minste bij al het vergankelijke en veranderende en wisselende, iets bij het altijd vlietende en keerende in den stroom, iets, iets althans bij al wat verschijnt en verschuift om te verdwijnen, iets in het gansche heelal te vinden, waar men op aan kan; op aan kan in het diepst verleden terug; op aan kan bij de geheele ondersteboven-keering van onze eigen ziel in het heden; maar ook op aan kan voor aller eeuwigheden eeuwigheid, dat en dat alleen niet waar is de dorst van het geloof. Hem te vinden die is die Hij was en die Hij in eeuwigheid zijn zal, is te gelooven in den levenden God. En dat nu, wat is dit anders dan te komen tot Jehovah, tot Hem wiens naam is: „Ik zal Jehovah naam aan
is
zijn
het
—
zijn die
Ik zijn zal."
En overweeg
daarbij nu eens wat een verbond bedoelt zelfs onder menschen. Als ge een verbond met iemand sluit, wat beoogt ge dan eigenlijk, wat wilt ge dan van dien mensch?
Zie het hier Gij
kent dien mensch dat
hij
zeer veranderlijk
is,
dat
hij,
hoe goed
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 242 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 242 Pagina's