De leer der Verbonden - pagina 118
108 gedaan, maar van hetgeen hun hoofd had gekozen. In de weegschaal der goddelijke gerechtigheid werd de schuld van dat Hoofd hun toegerekend, gelijk de gerechtigheid van den Borg aan al Gods uitverkorenen. En vandaar dat ze dus de straf der ongerechtigheid, d. i. den dood, moesten dragen, ook zonder zelf persoonlijk tegen de
geproclameerde Wet te hebben gekozen. En op grond van déze overweging nu, spreekt de heilige apostel uit, dat derhalve Adam en Christus te dezen opzichte op één lijn staarij d. w. z. dat hetgeen Christus is in den genadeweg, Adam dat 'was in den weg van schuld en zonde. In het rijk der zonde is Adam hoofd en heer, gelijk Christus Hoofd en Heer is in het rijk der genade. En; want daar komt nu alles op neer; dezelfde hetrekkijig die in het rijk der genade tusschen Christus en zijn verlosten bestaat, bestond op het gebied der zonde tusschen Adam en zijn verlorenen. Zoo alleen heeft heel dit prachtige vijfde hoofdstuk van de Eomei-
nen zin. Het begint met de juichtaal dat hij en zijn medegeloovigen ondanks die hen nog aankleeft, sich toch nu reeds feitelijk als al de zonde gerechtvaardigden voor God gevoelen; en dat wel zóó dat ze metterdaad vrede met God hebben. „Wij dan gerechtvaardigd uit het geloof hebben vrede met God." Hieruit volgt dat ze dien vrede niet uit of door zichzelven hebben, maar door en in dengene wiens rechtvaardigheid hun toegerekend wordt. Vandaar dat er bij staat: „Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede met God door
onzen Heere Jezus Christus."
En nu gaat het in heel de heerlijke uiteenzetting, door al de stadiën der geloofs werking, tot steeds klimmende heerlijkheid. Eenmaal die gerechtigheid van Christus ons toegerekend zijnde, vloeien nu uit zijn schat ons al de heerlijkheden van zijn genadeverbond toe, en we hebben in hem „de toeleiding", en „het juichen in de verdrukking" en door „die lijdzaamheid bevindiyig,'"' en alzoo waakt „de hope^\ op, en die hoop keert in haar cirkelloop weer tot den grondslag der eeuwige liefde terug, die door den Heiligen Geest uitgestort is in
onze harten.
En
niet
alleen
dat uit dit heerlijk
Hoofd de schatten des genade-
ziel, ons in den schoot wat na dit leven komt, zijn we niet slechts gered, maar heerlijk gemaakt, zoodat we roemend en jubelend den dag des toorns en der wrake Gods tegen kunnen gaan. Immers „gerechtvaardigd zijnde door zijn bloed" is er geen quaestie van, kan er geen geschil over bestaan, of „we zullen door hem ook behouden worden van den toorn." Dusver loopt dus alles klaar en helder, als het vlieten van wateren die men tot op den bodem doorziet. Maar nu zij men dan ook eerlijk genoeg, om er onbewimpeld voor
verbonds voor dit leven, geworpen worden, maar
tot
vertroosting onzer
ook
voor
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 242 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1909
Abraham Kuyper Collection | 242 Pagina's