Zijn uitgang te Jerusalem - pagina 48
36 Jezus had in zijn ziel met uw zonde te doen. Niet alleen aan uw zonde dacht, en de intentie had om er voor te sterven, maar zoo dat hij in zijn ziel uw zonden droeg. Een mysterie, het zij u toegegeven, maar dat ge daarom noch
Neen,
zoo,
dat
uw
hij
wegcijferen noch veruitwendigen moogt. Jezus droeg de zonde, en zonde dragen is het voelen, het ondergaan, het lijden van den toorn Grods die er tegen uitgaat. Den toorn Gods, zooals onze Catechismus zegt, tegen de zonde van ons gansche menschelijke geslacht. Niet als een optelsom, de zonde van a -J- b -j- c. Maar, omdat hij onze tweede Adam, ons tweede Verbondshoofd was, de geconcentreerde zonde van heel ons geslacht. De zonde als schrikkelijke kiem van alle zonde. Het gif op zijn sterkst. De zonde in haar helsche wezen. Van alle zonde de innerlijke demonische saamvatting. En daartegen ingaande de volstrekte toorn van Grods heilige majesteit, op zijn ziel inwerkende met dood-, eeuwigen
dood-ademenden vloek. Dat was zijn zieleangst, dat zijn doodelijke zielsbenauwing, dat het zwoegen zijner schier bezwijkende ziel, waarin hij het ten slotte dat kan in voelde, niet dat hij als Grod van Grod losscheurde maar dat zijne ziel van Grod losbrak, en Grod eeuwigheid niet zijn ziel losliet, en hij het voor alle duivelen en engelen uit moest klagen: Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten! Eli,
—
—
lamma
sabachtani ging door tot in den dood. Niet een dood als het sterven van Grods kind, als in doorgang tot het eeuwige leven. Maar een verzinken in de diepte van den eeuwigen dood, waarin alle schepsel voor eeuwig zou verzwolgen en bezweken zijn, en waaruit hij alleen op kon komen, omdat de Vader hem met zijn almachtigheid hield, en hij, zelf Grod, den dood te sterk was. zoodat de dood hem niet kon houden. En daarom kón zijn ziel niet verkwikt worden, eer het uit was eer in den eeuwigen dood de zonde der wereld die hij droeg, weer
Eli,
En
dit
van hem gleed. En toen was
zijn ziel vrij.
En
toen zag hij het aan den arbeid zijner ziel, wat heerlijkheid verworven, wat buit gewonnen was, wat glans zonder eind hem tegenstraalde.
was er daarom ook wel. En ook dat was toch in dat lijden, door het vergieten van zijn bloed, kon alleen de arbeid zijner ziel de reddende waardij instorten. "Wat Jezus in de ziel leed ging het diepst.
Het
lijden des lichaams
naamloos.
Maar
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1912
Abraham Kuyper Collection | 208 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1912
Abraham Kuyper Collection | 208 Pagina's