Afgeperst - pagina 103
99
BIJLAGEN.
Te kennen gevende
dat
met de houding van het Kabinet
hij
niet
gewaagd om en gewezen op
akl<oord ging, heeft de geachte afgevaardigde een poging
de anti-revolutionnaire een
verklaring,
partij
voorkomende
aan in
zijn zijde te krijgen
een
anti-revolutionnair
orgaan.
De
waarin van de Openingsrede gesproken werd in dezen zin, dat er niets in stond dan een reeks gemeenplaatsen met enkele kleine beloften, waar dit jaar toch niets van komt. Hij vond dit zoozeer hem te pas komend, dat hij zelfs opmerkte ik zou het niet zoo kras hebben durven zeggen. Standaard,
Daar werd dus de meening geuit alsof hetgeen uit De Standaard werd voorgelezen, moest strekken om het Kabinet te declineeren. Om te weten of dit waar is dan wel niet, had men moeten nagaan, en ook de geachte afgevaardigde had dit moeten doen, wat na de Openingsrede daarover in datzelfde orgaan gezegd was, en wat zou men dan gevonden hebben ? Dat van die Openingsrede in dat orgaan gezegd het volgende
is
ons de rede, waarmede heden de zitting der geopend, niet. Terecht is zelfs geen poging gewaagd, om het korte Staatsstuk op te smukken of interessant te maken. Wat we ditmaal te beluisteren kregen, was een kort, nuchter, oprecht „Verrassingen
Staten-Generaal
bracht
is
en zaakrijk woord. Dit moest en kon niet anders.
Kabinet
Het
De
staat
beginnen.
te
te veel zijn
Men
heeft
gedane beloften ingelost. Het debat daarover Elk woord daarover zou daarom op dit oogenblik in
1911
zijn
eertijds
ontwerpen van wet liggen
groote
ter
tafel.
geweest."
ziet daaruit, dat het oordeel
van dat anti-revolutionnair orgaan
over de Openingsrede in plaats van ongunstig, juist zeer gunstig was en
alzoo
de
uitdrukking staan
Ten
om
geachte te
afgevaardigde
beroepen,
als
niet
het
recht
had zich op die hem gingen
bleek daaruit dat wij naast
het Kabinet te belagen.
tweede
inzake
het
niet-openen der Staten-Generaal door
H. M. de Koningin.
De
Minister van Binnenlandsche Zaken al dan niet voor de wijze waarop ditmaal de Staten-Generaal geopend zijn, heeft van onderscheiden zijden een onderwerp van bespreking uitgemaakt. En hoewel ik mij in hoofdzaak kan vereenigen met het gesprokene door den geachten afgevaardigde uit Amsterdam VI, zoo meen ik toch, wat het anti-revolutionnaire standpunt betreft, mijnerzijds iets te moeten zeggen. Van anti-revolutionnaire zijde is steeds geoordeeld, dat, zoodra de critiek aan het woord kwam, de drager van de Kroon achter het lichtscherm verdween, en niets voor het voetlicht stond dan de Minister, en dat de Minister voor alles aansprakelijk was wat hij gedaan of wat hij gelaten had. Welnu, wanneer die Minister zich nu liet verlokken om bij zijn verdediging ook maar één syllabe mede vraag,
of
verantwoordelijk
de is
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1912
Abraham Kuyper Collection | 120 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1912
Abraham Kuyper Collection | 120 Pagina's