In Jezus ontslapen - pagina 39
29
uitwerking dat ook die geestelijke krachten wel terdege bestaan. De zaak is maar dat wij als menschen voor onze voorstelling aan de zinlijke en zienlijke zijde der dingen gebonden zijn, en daarom over het geestelijke noch denken noch spreken kunnen anders dan in beeldtaal, in beeldspraak, en in beeldterminologie ontleend aan wat we zien en waarnemen. Nu zou dit zeer armelijk zijn indien er tusschen de geestelijke zaak en die beeldtaal geen innerlijk en oorspronkelijk verband bestond. Of om het nog duidelijker te zeggen, indien die geestelijke wereld en de zienlijke wereld los naast elkander stonden, en indien de trekken van gelijkheid die we tusschen beide opmerken, en met behulp waarvan we onze beeldspraak vormen, louter toevallig waren. Een overwinnaar vlecht men een krans van lauweren om de slapen, doch ieder voelt, dat die lauwertak en de overwinning innerlijk niets met elkaar gemeen hebben. Als we daarentegen God als onzen Yader in de hemelen aanroepen, dan herinneren we ons dat de mensch naar Gods beeld geschapen is, en dat daarom de vadernaam onder menschen niets dan een zwakke uitdrukking is voor wat het eeuwige Vader-zijn in God is. Op grond van de schepping des menschen naar Gods beeld mogen we verklaren, dat de aan ons menschelijk leven ontleende beeldspraak voor de geestelijke wereld niet op louter toevallige overeenkomst, maar op overeenkomst in oorsprong en wezen berust. Wie dan voorts bedenkt, hoe heel de natuur, en de plantenwereld en dierenwereld zeker onloochenbaar verband met den mensch vertoonen, vermoedt vanzelf, dat ook in die wereld der natuur een afspiegeling van het Eeuwige ligt. En als we dan lezen, hoe Mozes den tabernakel moest maken naar het voorbeeld dat God hem op den berg getoond had, dan gaan we nog verder, en durven gissen, dat óók de werken der menschen iets afspiegelen van wat daarboven wezenlijk is. Of zegt niet de apostel Mattheüs ons, dat Jezus, toen hij üi gelijkenissen sprak dingen voortbracht die „ verborgen waren van vóór de grondlegging der wereld?" En, wat ten slotte alles afdoet, ge gelooft dat 'in den hemel uw Jezus is, niet als enkel geestelijk wezen, maar schitterend in zijn verheerlijkt lichaam, en volgt hieruit dan niet, dat er ook bij Jezus tusschen dat verheerlijkt lichaam en de geestelijke wereld waarin hij verkeert, zeker verband en zekere samenhang moet bestaan? Anders toch wordt dat zijn van Jezus in den hemel louter magisch, en bijna ongerijmd. ,
,
,
,
,
,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1912
Abraham Kuyper Collection | 236 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van maandag 1 januari 1912
Abraham Kuyper Collection | 236 Pagina's