Zions roem en sterkte - pagina 316
ARTIKEL XXXVI.
308
1. Uit de gemeenschap der geloovigen en ongeloovigen in de wereld, tot wier bezorging het Kerkbestuur niet is ingericht. 2. Uit het geschiedverhaal van alle tijden, welke de noodzakelijkheid der burgerlijke regeering aanwijst. 3. Uit de droeve vruchten en gevolgen, in Israël gezien, als dit volk een burgerbestuur ontbrak, Richt. 17 6. In diezelve dagen was er geen koning in Israël een iegelijk deed wat recht was in De oude Persen, overtuigd zijnde van het voorrecht zijne oogen. eener wettige regeering, bleven met voordacht, na den dood hunner koningen, vijf dagen lang zonder overheid, opdat het volk, door de beproefde ondervinding van een heerscherloozen staat, des te begeeriger naar een vorst, en des te getrouwer aan hem zou zijn. :
;
Vraag. Van wie komen de hooge machten? Antw. Van de goede schikking van Gods voorzienigheid, :Spreuk. 8 16. Door Mij regeeren de koningen, en de 15, vorsten stellen gerechtigheid door Mij heerschen de heerschers, en de prinsen, en alle richters der aarde. Rom. 13 1. Er is geen macht, dan van God, en de machten die er zijn, die zijn van God geordineerd. :
;
:
Vraag. Tot wat einde heeft God de machten verordineerd ? Antw. Opdat de ongebondenheid der menschen bedwongen worde, en het alles met goede ordinantie onder de menschen toega. Immers wat veiligheid heeft iemand, zonder overheid, voor zijn bezitting, dat hem niet ontvreemd voor zijn lichaam, dat het niet verminkt, zij voor zijn leven, dat het hem niet benomen worde? Plutarchus noemt eene goede regeering, de zon der aarde Zoo min de aarde de zon kan missen, en zooveel voordeden als zij daarvan trekt, evenmin kan een volk een rechtschapen politie missen, en zoovele voordeden trekken zij daarvan. Men zou gemakkelijker in een woestijn onder de wilde beesten, dan onder de menschen zonder eene welgestelde Israël, geen koning hebbende, klaagt er over justitie, kunnen leven. Wij hebben geen koning, want wij 3. als een zware straf, Hos. 10 hebben den Heere niet gevreesd. ;
:
:
Vraag. Wat namen dragen de regeerders in den burgerstaat? Antw. Zij worden genoemd koningen, Jes. 49 13 vorsten, 18; oudsten, Exod. 24 9 rich23; prinsen, Job. 34 Jes, 1 10; overheden ters, Jes. 1 26 schilden der aarde, Psalm 47 1 en met een verheven naam, GODEN, en machten, Rom. 13 6. Ik heb wel gezegd, gij zijt GODEN, en gij zijt Psalm 82 :
:
:
;
:
:
;
:
;
:
;
:
alle
kinderen des Allerhoogsten.
Vraag. het
Behoort de naam van goden alleen
Oude Testament
tot
de overheden van
?
Antw. Neen, hij behoort ook tot de overheid onder het Nieuwe Testament, dewijl ook die Gods majesteit, als Zijne dienaren op aarde, Rex habet imaginem Dei, verbeelden. Waarom Augustinus zeide quemadmodum Episcopus Christi. De koning draagt het beeld van God, gelijk de bisschop het beeld van Christus, de koningen in het voeren hunner scepters; de kerkdijken in het weiden der kudde Gods. :
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914
Abraham Kuyper Collection | 348 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 januari 1914
Abraham Kuyper Collection | 348 Pagina's