Leven en arbeid van Dr. A. Kuyper - pagina 126
DR.
104
KUYPER ALS STAATSMAN.
zucht verlokte. Private personen
mogen
zich niet tegen de Overheid
verzetten, de secundaire uit het volk gekozen overheden (magistratus inferiores), in deze, is
Calvijn
hebben voor de volksvrijheden op
was voorts voor
verzameling van op zich volken.
De
te treden,
komen. Nalatigheid
te
ontrouw, zelfs meineed.
Europa was voor hem geen staande Staten, maar een familie van
interventie.
zelf
vorst van een naburig land
was
verplicht tusschen beide
zoo diens nabuur zich aan het volk vergreep. Daarom
bevorderde
hij
geldheffing voor Duitsche troepen die naar Frankrijk
togen.
De
wortel van dit alles
reiniteit
Gods. Souverein
selen, of ze in
acht Hij
zijn,
ligt in
de belijdenis der volstrekte Souve-
God almachtig
alleen
is
een vorstelijk paleis of
bij
in
het te gebruiken tot Zijn eer. Hij
wien
Hij wil.
Soms
schep-
is vrij
om
God
dit verleent,
dat gezag te geven
geeft Hij het aan Koningen, dan aan adellijken
en patriciërs, of ook aan het volk zelf, of
alle
Zich zelven vergeleken niets. Gezag van het ééne
schepsel op het andere ontstaat eerst, doordien
om
zelf;
de bedelaarsstulp geboren
zelf.
De vraag
is niet of
het volk
een Koning regeert, maar of ze beiden, zoo ze regeeren,
dit
doen krachtens Hem. Hierdoor
zin
van
Hugo
de Groot
en
is
de volkssouvereiniteit
Mirabeau,
in
den
geoordeeld. Het denk-
beeld dat ieder aanspraak heeft op een deel van het gezag en voorts
de Staat door saamrijging van deze deeltjes ontstaan zou, beperkt
Gods vrijmacht, plaatst in den mensch in stee van in Gods sterken arm de souvereiniteit en loopt op vernietiging van elk zedelijk gezag uit. Daarmede is het „Droit divin" geoordeeld in den zin van de S t u a r t's vrienden, der Fransche legitimisten en van het Pruisische Junkerthum.
moet geen
Wat
een Koning en is
Karel
I
op het schavot verklaarde: „Het volk
deel hebben in zijn
de oude booze
de regeering, dat komt het niet toe;
onderdanen stelling,
wezens stempelt en met de
die
zijn
geheel verschillende personen",
de vorsten tot een soort hoogere
van Gods vrijmachtige SouMaar dit beginsel staat ook lijnrecht tegen de Staatsoppermacht die komende is. Of men aan een vorst, aan een parlement, of aan geheel een Staat wil geven wat alleen Godes is, maakt het verschil niet uit. De vorst en de Staat zijn creaturen, die nooit mogen treden in de rechten van Hem die sprak: belijdenis
vereiniteit niet bestaan kan.
„Ik zal mijn eer aan geen ander geven."
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1919
Abraham Kuyper Collection | 362 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 januari 1919
Abraham Kuyper Collection | 362 Pagina's