Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het verloren Paradijs en de herinnering daaraan bij de volken

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het verloren Paradijs en de herinnering daaraan bij de volken

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

door Dr. P. G. DATEMA.

(Vervolg van No. 3)

Gaan we de Indianen beluisteren die eene woonplaats hadden gevonden waar lang en streng de winter heerscht, dan bemerken we weer eene wijziging in de voorstelling die ze zich vormden van de oorden der gelukzaligen.

De Tschinuk en Sioux, in het Noord i Westelijk gedeelte van het tegenwoordige gebied der Vereenigde Staten van Noord-Amerika levende, richtten hunne blikken naar het warme Zuiderland, naar welks streelenden zonneschijn ze verlangend uitzagen.

In het tegenwoordige Mexicaansche territoor leefden meer ontwikkelde stammen. De Chineezen kenden in de 5e eeuw het Mexicaansche rijk der Indianen onder den naam Fusang. Een Chineesch priester, bij een scheepstocht door tegenwind op de Mexicaansche kust geworpen, dwars door den geweldigen Grooten Oceaan, had er reeds toen verhalen van opgedischt voor zijne landslieden.

Het schijnt dat de betrekking is aangehouden.

In Uxmal de Yucatan (Mexicaansch schiereiland in Centraal Amerika) vond men later een godenbeeld met de gelijkenis van

een Buddha-beeld als op Java. Ook beelden van oliphanten trof men in de Mexicmnsche godentempels. Hunne goden gelijken veel op de pagoden van Indië.

Maar oorspronkelijk heerschte er de zonnedienst, van daar wellicht over geheel Zuid-Amerika verspreid door de Inka's die uit Mexico waarschijnlijk daarheen kwamen.

Sommigen hebben gemeend de sporen cr van te vinden dat de Feniciërs, de beroemde zeevaarders uit het land van Tyrus en Sidon, er in de hooge oudheid reeds zijn geweest, en hunne zonnevereering er hebben overgebracht.

Ook dat er Israelieten dwars door Azië uit Perzië, na de wegvoering van het rijk der Tien Stammen, door China de Beringstraat naar het Amerikaansche vasteland zijn overgestoken, en zoo verder naar het '.uidelijk land getogen.

Wie zal het zeggen?

De afgodische Israëlieten hebben trots de waarschuwing „dat gij uwe oogen niet opheft naar den hemel en aanziet de zon en de maan en de sterren, des hemels gansche heir, en wordt aangedreven dat gij u voor die buigt en haar dient; welke de HEERE uw God aan alle volken onder den ganschen hemel heeft uitgedeeld" (Deut. IV : 19, XVII : 3), zich maar al te zeer^bezondigd in dezen weg.

Zij „bogen zich voor al het heir des hemels" (2 Kon. XVII, 16); dat was ook een van de redenen waarom ze in ballingschap werden overgegeven.

Dit geschiedde in het rijk der Tien Stammen.

Doch in dat van Juda ging het eveneens.

Manasse „boog zich neder voor al het heir des hemels en diende ze", „hij bouwde altaren al den heire des hemels" (2 Kon. XXI : 3, 5 vgl. ook XXIII : 4, 5, Jer. VIII:2, XIX:13, Zef. 1:5).

Is het dus waar dat ook van die Israelieten op den trek zijn gegaan, die zich niet stoorden aan Gods profeten (Zie Jer. XLII — "LIV> , ze kunnen daar niet veel anders gebracht hebben dan wat bij de oude Indianen gevonden wordt.

Een der oudste hypothesen is dat de bevolking der Nieuwe Wereld ten deele van de Israelieten afstamt.

Manasse Ben Israël, de geleerde Israeliet, zoo goed op de hoogte met al wat hierop betrekking heeft, bekend door zijn werk (Prof. Dion. Vossius vertaalde het 1633) „over de tegenstrijdige plaatsen der H. S.", was van deze gedachte.

Dat zulk een in de geheele geleerde wereld zoo hoog in aanzien staand navorscher dergelijk vermoeden niet ongegrond achtte zegt reeds veel. J. Adair (Babylon's Ballingen onder Amerika's Indianen), die 40 jaren lang onder de Indianen leefde *), grondde gelijke hypothesen niet alleen op godsdienstige gebiuiken in 't algemeen, maar ook op het feit dat de Indianen in den krijg eene soort Ark, als die des Ouden Verbonds, mede voerden Deze mocht niet op den grond worden geplaatst, doch op een steenen of houten onderlaag.

Het is merkwaardig dat ook bij hunne godsdienstige plechtigheden hij veel op i kbreeuwsch gelijkende woorden meende te hebben gehoord.

Zoo ook dat het Paradijs der Indianen op Mexicaansch gebied in het Oosten werd gedacht. Zij noemden het Tulan. Hunne heerschers en machtigen achten zij afstammelingen der Zon.

In hunne overlevering heet het: Daar is een Tulart, waar de Zon opgaat, een ander in het land der schaduwen, een ander waar de Zon ondergaat, van daar wij komen ; en nog een ander en daar woont God (vgl. Dr. Johs. Zemmerich in de Archives Internationales d'Ethnographie vol. IV p. 217 en verv.)

Hieraan kan men wel onderkennen dat zij op hooger trap stonden dan de andere Indianen. Die van den stam der Nahuatl, mede in Midden-Amerika, zochten het land der gelukzaligheid in het Zuiden in het gebergte aan de grens van het 'tegenwoordige Guatemala.

De berg des levens, Tonacatepec is het middenpunt van dit mythische land, van welken uit als van het Aziatische Meru de groote stroomen der aarde ontspringen.

Doch hier komen we aan zoodanig belangrijks en wetenswaardigs dat het eene afzonderlijke behandeling vereischt. We hopen in een volgend stuk.


*) In 't midden der 18e eeuw. Boudinot, pres*, van 't congres, 1782, was van 't zelfde gevoelen blijkens zijn werk „Star in the West".

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 augustus 1907

Alle Volken | 4 Pagina's

Het verloren Paradijs en de herinnering daaraan bij de volken

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 augustus 1907

Alle Volken | 4 Pagina's