Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Verloren Paradijs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Verloren Paradijs

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

en de herinnering daaraan bij de volken.

DOOR DR. P. G. DATEMA.

XIII.

(Vervolg.)

Telkens wezen we er reeds op, dat de natuurvolken niet achterstaan bij de meer beschaafd zich achtende, ja dat die onbeschaafden veelal de beschaafden overtreffen, vooral in dit opzicht dat de eersten nog racer te rade gaan met wat de Apostel Paulus noemt de natuurlijke Godskennis. (Rora. 1:19 en verv.).

Bij de beschaafd zich achtenden wordt met die natuurlijke kennis geen rekening gehouden. Zij hebben het te volhandig met hun eigen werk.

En zij drijven gemeenlijk, wat het goedkoopst is, daH maar den spot met zulke, in hun oog achterlijken, die nog met ontzetting denken aan dood en eeuwigheid. De blindste Heidenen zelfs kunnen dit natuurlijk vreesachtig bestaan echter niet verloochenen. Want zij hebben maar immer voor oogen dat land van duisternissen en schaduwen des doods, waarmede zij op zoo vreeselijke wijze telkens kennis maken.

Aan welke ellenden worden zij niet blootgesteld, wanneer daar telkens zij een prooi dreigen te worden van de vijanden, hetzij menschen of beesten.

In hun hulpeloosheid en radeloosheid wierpen zij ouden en zwakken eenvoudig weg voor het gedierte des velds zelfs.

Strabo, de Grieksche reiziger van kort vóór Christus' geboorte, die de oude wereld doorkruiste, deelt ons mede, dat b.v. in Perzië het gewoonte was ouden en zieken dus op het veld voor de honden te werpen. Welke gewoonte in meerdere landen niet ongewoon was en nog is. Men denke mede slechts aan hetgeen ons Luc. XVI:21 wordt beschreven hoe »de honden ook kwamen", op Lazarus den bedelaar aan; gewis geen onduidelijk beeld van het vreeselijke lot dat hem scheen te wachten, wanneer hij daar voor oogen had

't geweld des honds, wiens tanden ook hem deden sidderen.

En dit betreft dan nog slechts het dezerzijds. Straks aan de overzijde des grafs!

Bange siddering valt aan, wanneer men daaraan denkt. De Indianen in Brazilië, de Maoriop Nieuw-Zeeland en de door den Stillen Oceaan verspreide stamverwanten

kwam de voorstelling verschrikken, dat zij na den dood over een brug moesten door een veerman bewaakt, die de zielen naar beneden poogde te «torten.

Bij de Noord-Amerikaan sche Indianen is het passeeren van' de brug tevens met bijzondere moeilijkheden ge* paard.

De brug is namelijk maar een smalle, glibberige, afgeschilde boomstam.

Bij de Odschibwü (Noord-Amerikaansche Indianenstam) is het een groote slang, die als brug moet dienen en de zielen der schijndooden en bewusteloozen dreigt te verblinden, zoodat dezen terugkeeren en hun lichamen maar weder opzoeken.

Ook in de QermaanscheMylbologic brug. is sprake van een

In een Noord-Engelsch lied van een angst-brug, niet breeder dan een draad: op den weg naar het doodenrijk moeten de zielen om in dat gebied van de godin Hel over te gaan door den stroom Qiöll op de brug tijallar. Deze brug is met goud geplaveid en hangt hoog in de lucht onder de wolken.

Dit zal wel de regenboog zijn die naar het Walhalla voert, zooals ook bij de Indiërs en Eskimo's, bij wien we deze voorstelling van den regenboog aantreffen.

In stede van een zee of doodsrivier hebben anderen weer een afgrond als de Maori, die dezen niet ver van de Noord-Kaap op Nieuw-Zeeland zich denken.

De Baddaga of Badagas (een der volkstammen van .Zuidelijk Voor-Indië (Dekhan). van Kaukasischen oorsprong, maar als veel meer verbasterd, dan de om hem wonende later ingekomen stammen, door de wetenschappelijke (!) mannen i) ons voorgesteld) denken dat zij na den dood zich verzamelen op een berg vóór den afgrond die den hemel van de aarde scheidt.

Men zon zoo zeggen, dat zich hier nog wel iets doet kennen van de oorspronkelijke opecbaringswetenschap aangaande den heiligen berg Godes, waar, gelijk b.v. in den berijmden Psalm (IX:8) het staat uitgedrukt als de belijdenis der Kerk, welke God tot een licht in deze wereld gesteld heeft:

Hij zelf zal aan het wereldrond Het recht doen hooren uit Zijn Mond, De volken voor Zijn vierschaar stellen En daar 't rechtmatig vonnis vellen.

Van de aloude overlevering vindt men zelfs bij de .Eskimo's nog sporen. De ongenoemde 2) godin van dit volk, de beheerscheres van alle zeedieren, heeft voor haar onderzeesch paleis een vreeselijken afgrond, welken de ziel op een koord moet overgaan.

De Ottawaer (Indiaansche stam) springen over de klove, welke de aarde van de gebieden van zon en maan scheidt, gelijk op Ponape (eiland in den Stillen Oceaan, Noord-Oostelijk van Nieuw-Guinea) de zielen over de diepe groeve welke het Paradijs omringt, onder welk bedrijf een oude vrouw ze in de diepte tracht neder te storten.

Zoo gaat het overal met veel bezwaren gepaard. Den Indiaan van Brazilië loopt de moeilijke weg over bergen, stroomen en wouden door; den Mexicaan staan niet minder dan acht woestijnen te passeeren en dan nog over vijf heuvelen. *

Menige Semitische stam denkt zich ook den weg naar het verblijf der zaligen en naar de levensbron met duisternissen omringd, evenals de weg naar den Hades bij de Grieken het was, en die naar het zalig oord der Efyptenaren.

De Zigeuners (dat volk, alom ronddwalend, van Indischen oorsprong) stellen zich voor, op de schrikbarende reis door twaalf woestijnen te moeten gaan, waar een ijzig koude wind waait, die de huid scheuren doet.

Door donkere en diepe dalen komt de Germaan en Fin in het rijk der dooden.

Rotsen en klippen zijn op dien weg voor den Polynesiër.

Trots deze bezwaren strekt zich toch zijn gedachte daarheen.

1) Als dr. A. H. Keane, zie zqn merkwaardig schoon uitgeroerd werk „The World'» Peoples", London, 1908, die met vele illustratie* (270) het itaaft dat uit den oorsprenkelijken meniehTormigen itam, gelijk na een 500-tal eenwen de Gorilla en na een 3S0 eeuwen de Citmpamxee, alzoo na een 1000-tal eenwen de aapjermeuch, na een 1260tal de lagere-naucken-ratie* en eindelijk na een l& SO-tal eeuwen •oortgelijk ontwikkelde en Terlichte al» de Evnpteteke zijn ontstaan. Wat weten die geleerden het toch precies! En zoo op een eenw af!

2) De Eskimo's zeggen te dom te zijn om nog Tan goden eenig begrip te hebben, zie in no. 5 van dezen Jaargang ons artikel.

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1908

Alle Volken | 4 Pagina's

Het Verloren Paradijs

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 oktober 1908

Alle Volken | 4 Pagina's