Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schetsen uit de Toradjalanden

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schetsen uit de Toradjalanden

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Vervolg van blz. 45.)

De vooroudervereering leidt dus tot een star conservatisme, dat aan alle ontwikkeling den pas afsnijdt; zij is echter tevens een steunpilaar voor de samenleving, een waarborg tegen gestadigen achteruitgang, die tot algeheelen ondergang en ontbinding der maatschappij leiden zou.

Wanneer iemand komt te sterven wordt terstond de geheele familie van den doode bijeengeroepen. Is de overledene van een aanzienlijk geslacht dan wordt ook aan het adathoofd, (To parengé) en aan den priester, (To minawa) kennis gegeven, die alsdan aan de beraadslagingen deelnemen.

Het is vanzelf sprekend, dat niet aan alle dooden dezelfde vereering te beurt valt, Deze is afhankelijk van den stand, maar niet minder van den rijkdom van den overledene. De doode heeft n.l. recht op een deel van zijne aardsche bezittingen, die meegaan naar het zielenland (Poe ja) waar het leven op ongeveer dezelfde wijze als hier op aarde wordt voortgezet. Zoolang nu aan'den overledene deze bezittingen niet zijn geschonken blijft zijn ziel (boinbo), in de nabijheid van het lijk ronddolen. Alles wat men dus aan den doode geeft is niet "bedoeld als offer, noch ook als gaven : neen, het is slechts het terhand stellen van zijn rechtmatige bezittingen. Het eenige doel, dat hierbij door de overlevenden wordt beoogd, is zich van de ziel, van den doode te ontslaan, dezen met zijn toestand te verzoenen en tc geleiden naar het land van de ondergaande zon, de Hades.

Zonder dit te begrijpen, blijft het een raadsel, hoe men op zulk een verkwistende wijze op de doodenfeesten kan te werk gaan, als gevolg waarvan de meest jammerlijke toestanden op maatschappelijk terrein ontstaan.

Zoo van één volk, dan kan van onze Toradja's gezegd worden, dat hun het memento mori, (gedenk te sterven), veelvuldig voor hun geest staat. Vooral na den oogsttijd vulde men den tijd met het ten grave uitleiden der overledenen. Groote scharen trokken van het eene doodenfeest naar het andere, om zoo mogelijk een kluifje te bemachtigen.

Heel het leven en streven der Toradja's is erop 'gericht zooveel mogelijk aardsche goederen te verwerven, die hem straks bij den dood zullen volgen. De middelen, die aanzienlijke personen bezigen om tot dit doel te geraken kunnen het daglicht menigmaal niet lijden. Gelukkig echter worden thans de knevelarijen der grooten, die onbeschrijvelijk veel leed en ellende over de

kleine luiden brachten, door ons bestuur zooveel mogelijk gefnuikt.

Gingen echter zóó de notabelen voor, geen wonder dat ook de groote menigte volgde. De hebzucht is dan ook in de Toradja's een tweede natuur geworden die heel hun denken en handelen beheerscht. Deze karakter trek heeft de bevolking als meteen ban omsloten en maakt hen hardvochtig en onaandoenlijk jegens elkander

Zooals reeds werd opgemerkt geven de priesters de leiding bij de verschillende plechtigheden die met de lijkbezorging samen hangen. De vrouwelijke priesteressen (To boérake), zijn, indien zij — zooals bij de Bareé-sprekers het geval is — een werkzaam aandeel in het geleiden van de doodenziel gehad hebben, van dit terrein geheel verdrongen. Naast de priesters treden nog een aantal personen op den voorgrond die mede een ambt bekleeden, te weten:

a. de dooden-inwikkelaar (Tó mebaloen), een slaaf;

b. de klaagvronwen (To mbating) familieleden en slavinnen van den overledene;

c. de bewakers van den doode, die zich geheel als doodenzielen voordoen en de zware rouwgebruiken opvolgen; Zij zijn

le. de „To mékoeasa*; deze zorgt dat alle gebruiken nauwkeurig wprden nageleefd, (vrije man). 2e. de To diboele tanga; deze wordt later voor het lijk uitgedragen naar het groote doodenfeest in een overdekte draagstoel. 3e. Tomatong konan, een familielid* van den overledene, die de plaats van de weduwe of weduwnaar (To baloe) inneemt, wanneer deze de zware rouw wegens zwakte niet kan opvolgen of wanneer de doode ongehuwd is. Deze wordt ook overdekt naar het doodenfeest gedragen, vlak voor den doode uit. De beide laatsten zijn vrijgeboren vrouwen. De Tobaloe mag den doode, zoolang deze in huis bewaard wordt niet verlaten.

Vóór bovengenoemde personen gaan drie slaven aan de spits van den begrafenisstoet waarvan één, de slavin, ook wordt gedragen in een overdekte draagstoel, (To sóboi rante); deze slavin wordt ook wel To mèsandoek daie genoemd, omdat zij de mais kookt voor de pesonen, die wegens den rouw geen rijst mogen eten. Dan is er nog eene slavin (To masandoek bóbó), die belast is met het rijstkoken voor den doodeninwikkeiaar, want deze is de eenige, die rijst mag eten en ook den doode toedient.

d. Telkens nadat er een plechtigheid is verricht treedt de-„To sipalakoean" op om den doode om zegen en voorspoed te smeeken. Deze houdt hierbij, met den doodeninwikkelaar een bamboekoker met palmwijn vast, waarin een klein stukje vleesch van de staart van een varken is gelegd.

e. Negen personen die het lijk kisten en het er later weer uitnemen (To nto6 oeê).

ƒ. De timmerlieden (To pande kajoeA die de doodkist, (rapasan», de draagbaar (sarigan) enz. voor den doode maken.

g. De lieden, die steeds het vleesch onder de bezoekers verdeelen (To panggaoe bamba).

h. Een slaaf, die bij alle voorkomende werkzaamheden zijn hulp moet verlcenen. (To pabalian).

De slavin, die de rijst kookt voor den doode, wordt ook To nrenge baka taoe taoe genoemd, omdat zij de ledige mand (baka) naar de feestplaats draagt, waarin na afloop van het doodenfeest de versierselen en kleedingstukken van het doodenmasker (taoe-taoe) worden opgeborgen.

Eenmaal in handen der priesters, werd de lijkbezorging steeds ingewikkelder. Al naar gelang de maatschappelijke verhoudingen onder de Toradja's zich wijzigden, ontwikkelde zich een steeds meer uitgebreid ritueel.

Ongetwijfeld werd de behoefte aan onderscheidene vormen in de vereering meer gevoeld, toen zich een uitgebreide slavenstand ontwikkelde. De notabelen wenschten voor hunne dooden eenmeer luisterrijke vereering; niet alleen werd hun aanzien en prestige jegens hunne onderhoorigen hiermede verhoogd, maar het kwam tevens den doode ten goede, daar hiermede het onderscheid in standen in het zielenland bleef gehandhaafd.

Onder de vrijgeborenen ontstonden echter weldra ook tal van nuanceeringen in de vereering, al naar gelang de doode tijdens zijn leven meer aanzien had genoten. Bij nauwkeurig onderzoek is echter nog aan te toonen, dat de thans zoo kostbare enlangwijlige lijkbezorging zich uit de meer eenvoudige vormen heeft ontwikkeld tot deze abnormale hoogte. Den Toradja's is niets menscheiijks vreemd en de zucht tot pralen met hunne dooden, en anderen steeds weer in grootschheid en vertoon van rijkdom te overtreffen is een element in de tegenwoordige vereering geworden, dat deze steeds meer van haar oorspronkelijk karakter doet inboeten.

Voor de duidelijkheid zal het zeker niet overbodig zijn de verschillende graden in de vereering eerst de revue te laten passeeren, vooraleer bij de beteekenis der verschillende gebruiken nader wordt stil gestaan.

I. a. Wanneer een kind levenloos wordt geboren, schenkt men aan het zieltje, (bombo) van het wicht nog weinig of geen aandacht.

Het lijk wordt niet van de placenta, (toni) gescheiden, en zonder eenig kieedingstuk

in een van biezen gevlochten zak, (kapipe), of in een steenen kookpot, koerin, gestopt

Terstond d.-arua begeeft zich de vader (of een slaaf) ; net het lijk naar de westzijde der woning en delft in de nabijheid van een bamboestruik een klein grafje, alwaar het doode wicht in wordt neergelegd. Boven op den zak legt men een flinken steen en vult de rest van het gat verder met aarde op. Een klein hegje van bamboestokjes plant men rond het graf en blijft hierbij een of twee nachten waken om te verhinderen, dat het lijk door losloopende honden wordt geschonden.

Arme lieden kooken terstond na de begrafenis eenige eieren en eten die bij het graf op, meer gegoeden slachten een zwarte kip of soms een varken; hiervan wordt echter de doodenziel (bombo) niets aangeboden. Men ontzegt aan de zielestof van een dergelijk doodgeboren kind nog alle persoonlijkheid en zijn doodenziel, (bombo) gaat dan ook niet naar het zielenland, (poeja) maar verhuist in eèn nachtvogel (Silakoe) die bij schemerdonker door de kampong fladdert en herkenbaar is aan Zijn geluid „koeo-koeo”.

Rouwgebruiken komen hierbij verder niet voor, zoowel vader als moeder gaan gewoon hun gang. Slechts bij de eerst daaropvolgende zwangerschap der moeder roept men den priester en deze offert een kip of een varken en spijzigt de goden (dewata's) om deze gunstig te stemmen jegens den te verwachten wereldburger(mangakoe=belijdenis-van-zon de-doen.) Deze wijze van lijkbezorging noemt men: pasitanan lolona, d.i. te zamen met zijn navelstreng, Jolo, d.i. pooten, (begraven) of diperara, d.i. worden (gerekend) ais bloed; m.a.w. nog niet als een persoon, maar slechts als placenta behandeld worden.

b. Komt een zuigeling te overlijden wiens tanden nog niet zijn door gekomen, dan wordt het lijk niet meer| begraven, maar begeeft de vader zich, vergezeld van enkele familieleden, naar een dikken, levenden boomstam en hakt er met zijn bijl op ongeveer H meter hoogte, een gat (anolong) groot, genoeg om het doode wicht te brengen Nadat hij hiermede gereed is, wordt het lijk, dat slechts in een kleedje is gewikkeld, er in gelegd en de opening met een plankje gesloten. Versierselen worden verder niet aangebracht. Ook wordt niet bij het graf gewaakt, daar de opening zoo hoog is aangebracht, dat de honden er niet bij kunnen komen.

Des avonds slacht men bij de woning een zwartgevederde kip of een varken en eet deze gezamenlijk op, zonder aan de doodenziel te offeren. Rouwgebruiken *comen ook hier niet bij voor, Het zieltje stelt men óp de zelfde lijn met die van doodgeboren kinderen; ook deze gaat niet naar het zielenland, maar in een Silakoe over.

Jong gestorven kinderen worden nimmer

„To mate”, doode, maar steeds „pia melajoe, verwelkte kinderen geheeten, Deze wijze van begraven noemt men „dipeantolong, d.i. in een opening van een boom stoppen.

c. Zoodra een kind tanden heeft, mag het bij overlijden niet meer in een boom begra ven maar moet het, gelijk de ouderen, in de rotsgraven, (liang), worden bijgezet. Het lijk van een dergelijk kind heet niet langer verwelkt, (melajoe), maar doode (To mate). De gebruiken, die verder met het lijk plaats vinden, hangen af van den stand en rijkdom der ouders en verschilt weinig met die dergenen, die op ouderen leeftijd overlijden. Daar deze kinderen reeds rijst kunnen kau wen en de doodenziel dus instaat is zich te voeden, schrijft men aan dit zieltje dezelfde individualiteit toe als aan die der ouderen.

Het is echter onder de meer gegoeden de gewoonte geworden om de lijken van zui gelingen, ook al hebben deze nog geen tanden, toch naar de rotsgraven te brengen en verder hen te behandelen als hadden zij wel reeds tanden. Heel naief stopt men zulken kindertjes kleine oude geldstukjes, (oeang), tusschen het tandvleesch of ook wel kleine gele kraaltjes. Is het een kind van een zeer aanzienlijk hoofd, dan laat men den goudsmid komen en deze zet gouden tandjes in het tandvleesch van den kleine. Een dergelijke behandeling draagt den naam van diissii, d.i. van tanden voorzien. Of dergelijke zieltjes nu naar het zielenland gaan, dan wel of zij toch Silakoe worden, weet echter niemand te verklaren.

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juli 1918

Alle Volken | 8 Pagina's

Schetsen uit de Toradjalanden

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juli 1918

Alle Volken | 8 Pagina's