Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

LIJKBEZORGING

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LIJKBEZORGING

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

bij de Sa’dan Toradja's in Rante Pao, inzonderheid in het district Pangala’.

(door J. Belksma).

Wat de lijkbezorging betreft bij de Toradja's wordt er vrij veel Verschil gemaakt of de bezorging een arme dan wel een rijke b .-trrft. In hoofdzaak kan men 7 soorten of manieren van bezorging onderscheiden, en wel:

1. betreffende de heel armen voor wien het slechts noodig is 3 eieren of 3 kippen te offeren.

2. de adat der doodgeboren kinderen, en de adat dier kinderen die heel jong gestorven zijn, benevens de adat dier armen die slechts 1 varken op hun »doodenfeestc krijgen.

3 de gebruiken der armeren welke recht hebben op een begrafenis met een buffel.

4. dc gebruiken van hen die er 2 krijgen; (dipopentoë 2).

5. de adat der meer gegoeden voor wien minstens 3 en hoogstens 10 buffels geslacht worden (dirondon).

6. de adat der welgestelden, rijker dan de in categorie 5 genoemden, die recht hebben op het onderdeel der cultus, ma'poeli genaamd met 1 kerbau.

7. de allerrijksten, die ook recht hebben op ma'poeli doch met 2 a 3 buffels.

Slechts de dooden genoemd onder 6 en 7 mogen langen tijd .in huis bewaard worden, m.a.w. zij worden dirapa'i (van het woord rapa' dat stil, rustig beteekent). De hier bedoelde dooden blijven geruimen tijd stil in huis, hun adat is eei} poos in rust. De onder 1 tot 5 genoemden hebben op een dergelijke langdurige, gerekte adat geen recht. Met opzet spreek ik hier van recht. Met groote nauwkeurigheid wordt' steeds bij ieder sterfgeval door familie en bekenden overwogen tot welke klasse de dóode behoort, en op welke wijze van lijkbezorging hij diensvolgens aanspraak kan maken, en niemand denkt er eenvoudig aan hem of haar in een anderje klasse te plaatsen dan waarop hij of haar krachtens zijn stand of rijkdom recht heeft.

De Toradja's gelooven dat pas wanneer het doodenfeest in zijn geheel gevierd is, de ziel van den doode de reis naar het zielenland, in het Zuiden gelegen, onderneemt. Zij volgt dan waarschijnlijk de richting Rante Pao, ' Makale, Doeri en Enrekang, totdat zij in het zielenland, »poeja« geheeten tot haar voorvaderen verzameld wordt. In dit rijk metamorphoseert de ziel zich over eenigen tijd tot een afgod, dewata, die macht bezit om de nog levenden te zegenen met allerlei weldaden of hen te straffen met rampen en ongeluk.

De Toradja's gelooven verder dat alle voorwerpen zoowel als de dieren een ziel hebben, bezield zij". Kippen, honden, varkens, herten, paarden en karbouwen, die op het doodenfeest worden geslacht of liever gezegd geofferd, worden het eigen-

dom van den duode in het zielenrijk. Vooral de meer gegoeden schamen zich zeer, indien zij voor hunne. nabestaanden geen offers overeenkomstig hun »stand« kun-( uen brengen. Zij zullen zich liever diep in i schulden steken, . ..n bezittingen en sawah» J veckoopen of \crpanden, dan ook maar eenigermate in hu.i verplichtingen te kort te schieten. Een drietal factoren kan men in deze »doodenvereering« steeds opmerken, zoowel een fier standsgevoel, als piëteit en vrees voor den doodt.

Het aldus: slachten van een buffel geschiedt aldus:

Het dier wordt stevig vastgebonden aan een paal of een steen; en daarna met een lans in de zij gestoken. Dat is de oude manier. Tegenwoordig begint men ook den karbou terwijl hij goedmoedig staat te" - herkauwen met een scherp zwaard plotseling den strot door te snijden. Deze nieuwere wijze wordt gevolgd om de huid meer te sparen, die vroeger geen, doch mans wel handelswaarde bezit. Is het beest eindelijk neergestort, dan ontstaat er een herrie en gedrang van belang door oud en jong, om een weinig bloed machtig te worden, dat men tracht op te vangen in een bamboekoker. Nadat de karbou geheei is leeggebloed wordt hij gestroopt ats hei éen oud beest is, een jong dier wordt gewoonlijk met huid en haar verdeeld. Het vleesch wordt in stukken gesneden. De zindelijkheid wordt hierbij niet al te zeer in acht genomen, zoodat het vieesch gewoonlijk vuil ziet van de mest. Daar de Karüouwen slechts gras eten, is volgens de opvatting der Toradja's vleesch bevuild met mest helemaal niet onrein. Nadat de hoofden en de priester hun deel hebben genomen wordt de rest van het vleesch links en rechts gegooid en verdeeld onder ae buren «n mededorpsbewoners.

Varkens worden met een scherp mes gestoken even boven den linkervoorpoot, •daarna worden de ingewanden cr uit gehaald en vervolgens wordt het dier in zijn geheel over een vuur geroosterd. Dit roosteren heeft ten doel de borstels te laten afschroeien. De varkens worden nimmer gewasschen en geschoren of geschrapt. Vervolgens wordt het in stukken gehakt en verdeeld. De kop is het vaste deel van het cdathoofd.

1. Lijkbezorging der allerarmsten.

Als een heel arme sterft is het niet noo-< lig hem te beweenen of rouw over hem te dragen. Als er niets is om voor hem te slachten is men veel te beschaamd om deze gebruiken, waarop de beter gesitueerden slechts recht hebben, toe te passen. Men zou zich den spot der geheete samenleving op den hals halen. Het is voldoende om den overledene neer te leggen in de houding waarin alle dooden 't zij rijk of arm steeds worden neergelegd in huis, n.1. met het hoofdeneind naar het Zuiden gericht. De levenden zullen nooit ofte nimmer in die richting liggende gaan slapen, doch altijd met het hoofdeneind naar het Westen. Voor den doode neemt men 3 kuikentjes of 3 eieren; één der eieren wordt tegen den steenen haard stuk geworpen, het tweede wordt verbrand, en het derde mee naar het graf gebracht. t

Het lijk mag niet anders dan op een paar bamboestokken vervoerd worden. Heeft men een kleed, dan wordt het hierin gewikkeld, heeft men het niet dan kan ook een gewone gevlochten mat voor omhulsel dienen. Zulke arme dooden mogen volstrekt niet langer dan één dag in huis bewaard worden, maar moeten zoo spoedig mogelijk begraven. Dit begraven bestaat ui; een neerleggen van het lijk in een holte, uitgehakt in een grinten 5teen of steilen bergwand.

2. Adat der doodgeboren en zeer jong gestorven kinderen en zulke armen voor wien 1 varken wordt geslacht.

De dooden van deze categorie blijven slechts één nacht in huis liggen. Op den morgen der »teraardebestelling« wordt 1 varkentje geslacht en onder de aanwezigen verdeeld. De lever van het varken wordt gekookt met wat mais of aardknollen en dan aan de ziel van den doode aangeboden, do: li later door de menschen verorberd. Een kip en een stuk varkensvleesch wordt met het lijk naar het rotsgraf gebracht en dient als loon voor de dragers.

Doodgeboren en zeer jong gestorven kindertjes werden vroeger algemeen in een hollen boom of in een daartoe gekapt gat in een boom bijgezet. Tegenwoordig geschiedt dit zelden meer. Wel is nog zeer in zwang het gebruik om kinderen die voor het tanden krijgen zijn overleden dubbeltjes of kwartjes in den mond te stoppen welke geldstukjes tanden moeten verbeelden.

3. Begrafenissen met één buffel.

Zeer spoedig na het uitblazen van den laatsten adem wordt een kip geslacht in huis; 's avonds van den sterfdag een var-

kontje en een hond. De dooden van deze soort mogen worden beweend. Dit bewee-«en of beklagen geschiedt door nabestaanden, die naast het lijk neerhurken en onder hartstochtelijk gehuil uiting geven aan hun smart. De goede hoedanigheden van den overledene worden sterk overdreven al snikkend opgesomd.

Den volgenden morgen maakt men aan den kant der »rante« een soort stellage (de rante is een lap gronds waar altijd de doodenfeesten gehouden worden; ieder dorp heeft in den regel één of meer van zulke velden; ze zijn kenbaar aan het groot aantal aldaar opgerichte steenen). De stellage voor de geringeren verschilt van die der rijken, ie ze mogen niet midden op het veld, doch slechts aan den rand opgesteld worden. 2e zz rusten niet op 4 of 6 stijlen doch op slechts 2, de andere zijde der stellage steunt tegen den grond; zulk een getimmerte moet men dus altijd plaatsen op hellenden bodem.

De doode wordt in een meestal rood kleed gewikkeld, en naast bovengenoemde stellage neergelegd. Een karbou wordt geslacht, het vleesch op de stellage gelegd en vandaar onder de aanwezigen verdeeld. Vrouwen mogen van dit vleesch met eten. Na afloop van het slachten wordt het lijk in ^optocht naar het graf gebracht. Een varkentje, hond of kip wordt meegenomen en aan den voet van den berg waarin de liang (rotsgraf) is uitgehouwen door de dragers opgegeten.

4. Lijkbezorging met twee buffels.

Onmiddellijk na het sterven wordt de doode in zittende houding tegen den wand gezet met het gezicht naar het Noorden en recht tegenover de deur. Treft het, dat op den sterfdag in een ander gedeelte van het dorp een offerande aan de dewata's (goden) zal plaats hebben, dan moet de behandeling van den doode uitgesteld worden. Deze blijft dan gewoon liggen slechts met een kleed toegedekt. Het is toch een vaste en strenge regel onder de Toradja's dat de adat der dooden nimmer samen mag gaan met die der dewata's. De offerande aan laatstgenoemden zou in een dergelijk geval stinken en niet worden aanvaard. Zelfs mag geen offervleesch afkomstig van dooden-en godenfeesten tezamen gegeten worden. De grootste onheilen zouden hieruit voor den overtreder kunnen voortkomen. Zoo kan het gebeuren dat men pas den doode overeind kan zetten, als het gezicht al zwart is met zwermen vliegen bezet, terwijl het lijk reeds in staat van ontbinding verkeert. Voor ons Westerlingen* is het bepaald onbegrijpelijk hoe de inlanders, blijkbaar zonder eenigen afkeer, in een zoodanige walgelijke atmosfeer kunnen eten en leven.

Als dan de doode overeind zit, wordt een. kip geslacht en daarna op den haard geworpen, benevens een varkentje op het: voorplein geslacht. Den volgenden dag wordt de doodeninwikkelaar (to mebaloen) ontboden.

In geheel Pangala', een district van dr 10000 zielen is er slechts één man die uitsluitend met het afleggen der dooden isbelast. De naam van dezen man is Bandoe'.. Alleen hij mag en wil dit lugubere werk verrichten, dat alleen de dooden, hier geneomd onder 3—7 behoeven door hem ingewikkeld te worden. Die van categorie 1 en 2 profiteeren niet van zijn diensten. Zijn loon varieert van ƒ2.50 tot ƒ40.— per doode, ongerekend zijn deel vlcescn vare de geofferde buffels, varkens en kippen. Bandoe' is met zijn gezin een dorpje op» zich zelf. Hij wordt door geen dorpshoofd" geregeerd, betaalt geen belasting en verricht geen heerendienst. Zijn functie is erfelijk in de familie. Niemand mag en wil overigens gemeenschap met hem hebben. Daar hij veel verdiend wordt hij onder de welgestelden gerekend.

Tijdens het inwikkelen van het lijlc slacht men I varken. Van alle lichaamsdeelen van dit dier snijdt Bandoe' een stukje af. Al deze stukjes worden tezamen gekookt en aan den doode gewijd. Dit wijdenof offeren bestaat eenvoudig in het neerzetten van het offer in een houten bord naast den doode gedurende het gebed van Bandoe'. Na afloop hiervan wordt het vleesch. waarvan men denkt dat de doode-' reeds de geur of de geestelijke substantie tot zich genomen heeft, in de ruimte onder het huis geworpen.

Den volgenden avond klacht men maals een varken.

Nadat den volgenden morgen de karbouop het doodenveld of rante. reeds is doodgestoken, snijdt de doodeninwikkelaar een der ooren af, brengt dit naar het sterfhuis, waar het wordt gekookt en opgegeten door de vastende weduwe of weduwnaar. Want vanaf het sterven van man of vrouw, is-de overblijvende echtgenoot reeds "Degonne» - te vasten. Het is n.1. voor hen pernali (verboden) om ook maar iets dat gekookt is te eten. Het voedsel der rouwdragende bestaat uitsluitend in mais, knollen cn pisang-, . alles rauw. Rijst eten is ook streng ver-

boden. Krankzinnigheid zou de straf zijn die staat op overtreding van dit rouwge brttik. In geval de overledene ongetrouwd is, moet er een vrouw gezocht worden die vast. Is de doode een man, dan mag echter niet zijn dochter, dc ch wel zijn RIeindoch ter vasten en alzoo de weduwe vervangen. Na het eten van het karbouwenoor echter is de verbodsbepaling opgeheven.

Ten slotte wordt het lijk naar het cïoodenveld gebracht, waarna de andere karbou geslacht en de doode naar het graf wordt gebracht.

5. Lijkbezorging van den middenstand. (Dirondon).

Deze doodenadat duurt hoogstens vijf dagen. Ook op rijkeren, die eigenlijk recht hebben op dirapa'i, d.w.z. een adat met een langen tijd bewaren van het lijk in huis, wordt wel het dirondon toegepast, als men b.v. zeer gewichtige redenen heeft om met het teraarde bestellen haast te maken. Men spreekt dan ook van het dirondon kasalle, d.i. het groot dirondon, waarbij dan in den regel van 6—10 buffels worden geslacht. In de meeste gevallen echter slacht men bij het dirondon van 3—6 buffels.

Allereerst dan wordt de overledene weer met den rug tegen den wand in zittende houding gezet. Nu worden er geen kippen of varkens geslacht doch direct X karbou.

De verbodsbepalingen inzake het eten treden in werking. Alle familieleden eten geen rijst, kip en eieren, n.1. alle eten dat gewoonlijk ook aan de geesten wordt geofferd.

De doode wordt beweend, en beklaagd en spreukgedichten over hem opgezegd. Nadat de inwikkeling afgeloopen is, wordt de doode na 2—5 dagen naar het doodenveld gebracht. Niet zelden is de lijklucht tot op tientallen Meters onverdraaglijk. Het lijkvocht druipt op den grond neer.

De doode wordt neergelegd in een huisje (lakke-lakkean) dat op de rante staat, en dat men in onze taal lijkenhuisje zou kunnen noemen. Dit huisje stat op stijlen van ± 2 M. hoogte, zoodat men er door middel van een laddertje in moet klimmen. Naast het lijk heeft men een pop opgericht, die bestaat uit een bamboestaak en die omwonden is met verscheidene kleeden, en waaraan men heel ruw en grof den vorm van een mensch heeft trachten te geven. Deze pop moet den doode voorstellen.

Slechts één nacht mag de doode in het lijkenhuisje overblijven. Daar wordt hij gedurende den nacht beweend, beklaagd en bewaakt. Groote troepen opgeschoten jongens en meisjes, cn ook wel ouderen, zelfs kleine kinderen vereenigen zich tot diep in den nacht voor het geliefkoosde ma*badong d.i. het rcizingen aan den afgestorvene. In eindeloozc, eentonige treurzangen wordt het levenslot van den mensch bezongen.

Nadat het aantal beschikbare dieren is geslacht wordt de doode verder op dc gewone wijze naar het graf gebracht.

6 en 7. Doodencultus der rijken.

De doode wordt '/.00 spoedig mogelijk in zittende houding tegen den wand gezet. In afwijking met dc in vorige categoriën genoemde personen worden de rijken opgetooid met allerhande versierselen van goud, zilver en koper. Het zijn de gewone sieraden waarvan de levenden zich ook bedienen bij onderscheidene feesten. Trouwens zoolang er voor den doode nog niet geslacht is, noemt men hem nog niet doode, maar to makoela' d.i. de koortsige, de zieke. Zoolang de slacht nog niet is begonnen, behoeft men ook de rouwgebruiken nog niet waar te nemen. Het komt wel eens v oor, dat tusschen den da« van het overlijden en den aanvang der rouwgebruiken een paar weken verloopen, en dat de doode gedurende al dien tijd nog »ziek« is.

Het zitten van den gestorvene tegen den wand duurt 24 uren. De kerbau die gedurende dit tijdsverloop geslacht wordt, mag niet door de familie ja zelfs nie< door hunne dorpsgenooten gegeten worden. Als hierop ook nog een varken is geslacht breekt het tijdstip aan dat de verwante mannen hun lange hoofdhaar in een haarwrong opbinden. Men moet toch weten dat de haardos der mannen gewoonlijk weinig in lengte van die der vrouwen verschilt. In gewone omstandigheden wordt dit haar een paar maal om den kruin gewonden en vastgehouden met een touw of hoofddoek. Ontmoet men een man wiens hoofdhaar in een wrong ter zijde van het hoofd is samengedraaid dan is men zeker met iemand te doen te hebben wiens gestorven bloedverwant nog niet begraven is. Er is echter nog een ander kenteeken. Sommigen omwinden het touwtje waarmee ze hun hoofdhaar om den kruin vastgebonden houden met zwarten band, die versierd is met kralen in onderscheidene kleuren.

In den tijd toen Pangala' nog niet door het Gouvernement was onderworpen en dus de binnenlandsche twisten nog ongestoord plaats hadden, droegen de mannelijke familieleden, om aan te duiden dat hun

verwant door de vijanden was gedood, een streng idjoek (stamharen van de suikerpalm) om het hoofd. Deze idjoek gelijkt n.1. wel iets op zwart menschenhaar.

Nu volgen er onderscheidene adat-handelingen :

Mangoemboe', er worden een paar var-kens geslacht;

Manganta’ sampin, lett: het aanbrengen der kleeden; in het vertrek waar de doode ligt worden een paar kleeden opgehangen; een varken wordt geslacht.

(Wordt vervolgd).

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 mei 1922

Alle Volken | 12 Pagina's

LIJKBEZORGING

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 mei 1922

Alle Volken | 12 Pagina's