Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

ISAI’S WORTEL EN DER HEIDENEN VRAAG.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ISAI’S WORTEL EN DER HEIDENEN VRAAG.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want het zal geschieden tenzelven dage, dat de heidenen naar den wortel van Isaï, die staan zul tot een banier der volken, zul'i; -! vragen, en zijne rust zal heerlijk zijn. Jes. II : 10.

»Want do.ar zal een rijsje voortkomen uit den afgehouwen tronk van Is: ï, en een scheut uit zijne wortelen zal vrucht voortbrengen !« (Jes. 11 : 1).

Zoo klinkt alom het adventswoord, dit de gemeente in deze dagen henenwijst naar Jezus Christus, den Heiland der wereld.

Indien die arme wereld zich dan maar wil laten heelen. Indien dat geroep: »Vrede, vrede en geen gevaar!« dan maar plaats mag maken voor een in bekommernis der ziele heenvlieden tot dien algenoegzamen Borg en Zaligmaker, Die den balsem van Gilead heeft voor de wonden van het gescheurde zondaarshart.

De barmhartigheden Gods zijn groot genoeg. De beloften van dien getrouwen Heere zijn in Christus Jezus ja en amen. Zij gaan niet sléchts over het verkoren volk der Joden, doch over de gansche lengte en breedte der aarde. Zij sluiten mede in het verblinde, diep gezonken heidendom.

Leest nu Jesaja 11 : i—9! Welk eene ontvouwing van de heerlijkheid der genade en liefde Gods! Als dat rijske zal voortgekomen zijn uit dien afgehouwen tronk van Isaï; als het zal gegroeid zijn tot een boom, welks vruchten zijn van maand tot maand en welks bladeren zullen zijn tot genezing der heidenen; als Hij zal regeeren en de gerechtigheid de gordel Zijner lenden zal zijn en de waarheid de gordt 1 Zijner lenden zal zijn; als men nergen> meer leed zal doen of verderven, dan, dan zal ook de aarde vol zijn van de kennis des Heeren, gelijk de wateren den bodem deizee bedekken. Dan zal ook het heidendom toegekomen zijn. Want in den dag van Koning Jezus zullen de Heidenen naar Hem vragen. »Dan zal na zooveel gunstbewijzen, 't Gezegend heidendom, 't Geluk van dezen Koning prijzen, Die Davids troon beklom.«

Uit het geringe het heerlijke, uit het verachte de Koning. Isaï's tronk is afgehouwen, Davids troon vervallen. De vorige heerlijkheid is verloren. Koning nog vorst is gebleven. Jozef, de ondertrouwde man van Maria was een timmerman en Maria zelve eene eenvoudige maagd van het niet geachte Nazareth.

En nu is daar de belofte, dat niet maar het volk van Israël zal vragen naar den Heeriijke, die uit hen is, doch dat zij zullen komen van het Oosten en Westen, van het allerverste land.

Nu vragen zij nog niet naar Hem. Nu vragen zij nog naar grootheid en rijkdom en aardsche macht en genieting. In den

tijd van jesaja was het dc tijd van dc wereldrijken van Assvrië cn straks Babel. Neen, geen vragen naar den God van Israël, naar de barmhartigheden van dien Mzchtige Jacobs. De toovenaars en sterrekijkers van het Oosten, de betoovering der weelde en heerlijkheid heeft hen gebonden. bij luisteren naar de orakels en spreuken der wijzen.

Maar al de antwoorden en al de raadgevingen uit deze wereld 2ullen het mensr.hdom niet kunnen behouden. De macht en heerlijkheid zullen verwelken en de hoogheid der menschenkinderen zal gebogen worden. De edelsten zullen komen tot het onleesbare schrift van het »Mene, Mcne, Tekel, Upharsin!« en in de klagingen van het pessimisme versmelten. En de groote wereldrijken zullen tot een puinhoop wor den, waar geen menschenvoet treden zal en het wild gedierte een schuilplaats zal vinden.

En dan zal er een honger komen, niet naar brood, doch naar het woord des Heeren, naar licht en vrede voor het arme, duistere hart. Dat zal de Heere doen. Hij breekt af en Hij bouwt op naar Zijnen raad cn op Zijnen tijd. Hij komt den heidenen eene vraag te leeren, de vraag naar den wortel van Isaï, naar het schijnbaar zoo geringe en verachte, doch dat niet geiing en veracht is bij den Heere. Want Hij hesft eene andere orde, dan de mensch. Uit den afgehouwen tronk van Isaï zal Hij komen, Die staat als een banier. Op eenen hoogen berg, zichtbaar voor die naar vrede vragen, zal staan het kruis van Golgotha.

De wijzen uit het Oosten komen te Jeruzalem met de vraag naar den geboren Koning der Joden. En met die vraag zal ieder komen, die waarlijk wijs is.

En de Grieken wilden Jezus wel zien, en Zaccheus klimt in den vijgeboom om re aanschouwen Hem, naar Wien geheel zijne ziele uitgaat.

Die wortel is zoo heerlijk! Hij is uitgesproten tot een levensboom. De spruite heet: »De Heere, onze Gerechtigheid!« Eene wondere reuke gaat van Hem uit. Het ruischt door zijne takken: »De bergen zullen vrede dragen, De heuvels heilig recht « Zij zullen vragen.

Daar zal een drang zijn, een zoeken naar de opgerichte banier, naar het kruis. Door de prediking van het Evangelie zal die banier der volken opgericht worden en •-taan. Want die prediking is wezenlijk toch niets anders dan iiet f p-richten en plaatsen \an de kruisbanier, waarop het schoone woord geschreven staat: »Jezus Christus, Gods Zoon, Die overgeleverd is om onze zonden en opgewekt om onze rechtvaardigmaking!«

Het is profetie, zeker! doch die in den loop der eeuwen vervuld zal worden t t de uiteindelijke overwinning van Koning Jezus, wanneer zij allen zullen toegebracht zijn, die naar Gods voornemen geroepen zijn. Ziet ge niet reeds de banier ontplooid? Overal gingen reeds de gezanten van Ch: istus hcen.Zij hadden geen zwaard, geen aardsche macht, alleen het woord van God. En toch was dat Woord alleen meer dan alle sterkte van zwaard en legerscharen. Op de bergen van Azië, in de wouden v.m Afrika, in de steden van het Oosten en Westen, ja zelfs op de ijsvelden van het Noorden werd die banier geplant. In het Toradjaland van Midden-Celebes staan on2e broeders met die banier.

Ziet, hoe er heidensche Toradja's komen, gedreven door drang var. Boven, om te vragen naar'het Woord van dien vreemden God' Ziet, hoe zij rondomme staan vol Delangstelling voor die getuigenis uit den mond van den blanken man: Neen, zij komen nog niet met duizendtallen. Maar liet Evangelie is nog altijd als een zout, als een zuurdeesem. Het spoedt heerlijk vot rt cn overwint.

Dat alles verblijdt ons zoo in deze adventsweken. Het klinkt ons al maar toe: Heden is U geboren Jezus, welke is de Zaligmaker!« O, daar is nog hope en moed. Ook al zijn de tijden zoo donker als dc dagen voor Kerstfeest donker zijn in de nr.tuur. De handen zijn niet slap en de knieën niet traag, wanneer daar is een geluovig zien op het Licht der wereld.

Jezus de banier der volken. Niet maar van een geslacht of van eene familie, doJi van de volkeren. Van zee tot zee zal Hij regeeren, zoover men volkren kent...

Hoe heerlijk zal dan Zijne rust zijn. Jezus Christus de stichter en het Hoofd Zijner Kerk zal rusten in Zijne Gemeente. Daarii ' zal Zijn welbehagen wezen. En door d 'n Geest van den Vader en den Zoon geheiligd en heerlijk gemaakt, zal die gemeente uit alle volken en geslachten cn talen Hem roemen, die haar getrokken heeft uit de duisternis tot Zijn wonderbaar licht.

Wat een lieflijke wortel toch!

Velen verwerpen Hem wel. Zij zien niet anders dan onwaardigheid en verachtelijkheid. Zij zien een afgehouwen tronk en stooten er zich aan. Ze zien een rijske en vertreden het. Zij noemen den Jezusnaani met spot. want ze begeeren Hem niet. iCa toch, Hij zal staan! Hij zal groot zijni Grooter dan de grootste Zijner verachters. Men zal Hem van d'Eufraat verceren, Tot aan des aardrijks end!

O, gij, die U Gibeonicten weet, doch liever met Hem vrede maakt, dan tegen Hem ten strijde trekt, hoe gVied zal het U zijn onder Zijne schaduw!

Wij gaan de dagen al maar door. Het oude jaar is straks weer voorbij. Dan zien wij schuldbewust en ootmoedig terug. Wat al donkerheid, wat al zonden! Maar, gelukkig volk! nog staat die banier. Profetie, die vervuld wordt, die vervuld is, die een heerlijk licht van verlossend werk rondom zich heeft.

Ta, elk der vorsten zal zich buigen ...

En in gedachten zeggen wij dat vers op en zingen het tot het einde Dan komt een glimlach op het gelaat.

Het vochtige oog ziet al maar in de verte, de verte der toekomst.

Neen, wij zullen niet vreezen.....

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1922

Alle Volken | 12 Pagina's

ISAI’S WORTEL EN DER HEIDENEN VRAAG.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 december 1922

Alle Volken | 12 Pagina's