Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zie het Lam Gods.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zie het Lam Gods.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt. Joh. 1 : 29.

Onder Oud-Israël had iedere geloovige Israëliet met Paschen zijn eigen lammetje. Tevoren moest een elk een lam van de kudde afzonderen en dat in huis tot zich nemen. Met welk een blijdschap begroetten vooral de kinderen zulk een dartelend lammetje, dat ze tot een speelnoot werd. Het at van hun bete, dronk uit hun beker en sliep in hun schoot. Het moest eerst één worden met de leden van het gezin. En juist, wanneer het enkele dagen onder hun dak was geweest, nam de vader het slachtmes om hun kameraadje te dooden. Welk een geschrei moet er in die oogenblikken niet opgegaan zijn onder de kinderen, die op zulk een wreede wijze van hun speelmakker zouden worden beroofd! Het opgeheven mes wilden ze door hun levendig protest tegenhouden en den wreeden vader door hun tranen bewegen ze dat diertje te laten. Maar dan heeft die vader ze verteld, dat de dood van dat lammetje noodig was. Als dat niet geslacht werd, moest één hunner sterven, nog wel de oudste, die in het Oosten de eerste plaats inneemt onder de kinderen van het gezin. De dood van het lammetje, dat tot het gezin was gaan behooren, was hun leven. En die kinderen hebben daarop het aangezicht moeten afwenden, de snikken en tranen inslikken en het wreede werk toelaten. Van het vleesch van dat lammetje hebben ze gegeten en in Egypte is met zijn vergoten bloed het roode merkteeken gebracht aan den bovendorpel en aan de beide zijposten der deur.

Hun lammetje wees ze heen naar het Lam, dat de Heere zichzelf zou voorzien, dat de zonde der wereld zou wegnemen en het leven zou worden der ziel. Heel Israël was door het houden van het Paaschfeest en het slachten van een Paaschlam vertrouwd met de gedachte, dat een zachtmoedig en onberispelijk lam in de plaats van zondaren moest sterven.

Daar komen ze weer met hun lammeren. Zoo is het de eeuwen door al geschied. Johannes de Dooper ziet, dat de Heiland zich onder die menigte met haar lammeren bevindt.

Die lammetjes echter, welke de menschen meebrengen, zijn het niet. De stroom van bloed, door het slachten der lammeren vergoten, kon zelfs niet één zonde wegnemen en geen enkel geweten reinigen. AHeen het Lam Gods vermocht dit. Waar, waar is onder die vele lammeren het Lam Gods?

Johannes overziet de schare en, als zijn oog dat van den Heiland ontmoet, dan wijzende j naar Jezus, zegt hij: „Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt". Van hun lammeren hebben ze te zien op het Lam Gods, dat de zonde, niet alleen van Israël, doch ook van de heidenen, dus de zonden der wereld wegneemt.

Drie dagen was het paaschlammetje onder Israël bij de menschen in hun woning, juist lang genoeg om het ze te doen worden als tot een zoon of een dochter (2 Sam. 12:3).

Die drie dagen wezen henen naar de drie jaren, waarin de Heiland met zijr. discipelen heeft verkeerd. Wanneer Hij op het einde van deze drie jaren, welke hun maar geweest zijn als zoovele dagen, tot hen gaat spreken over de noodzakelijkheid van zijn lijden en sterven, dan blijkt het uit de woorden van Petrus en van zijn medediscipelen, Heere, , dat zal U geenzins geschiedpn, dat zij in alles op de weenende kinderen der Israëlieten gelijken, die een levendig protest lieten uitgaan tegen den dood van hun lammetje.

Onze lammetjes zijn het niet en van het bloed der geslachte paaschlam meren hebben de geloovigen in den ouden dag alleen voor zoover verzoening mogen indrinken, als het geloof er in greep het groote offer, dat de Zaligmaker van zondaren op Golgotha zou brengen.

Zie het Lam Gods. We hebben at te zien van onze lammetjes, van onze offeranden en te zien op het groote offer, dat Christus gebracht heeft, Dat is de prediking niet alleen in de heidenwereld, welke met name bij haar doodenfeesten de offerdieren bij honderdtallen aanbrengt en menige familie voor heel het leven verarmt. Het is de prediking ook onder ons. Ons eigen hart is een slecht kosthuis voor de ziel. Het is een knekelhuis, evenals heel de wereld met niets dan dorre doodsbeenderen, waarin al het mergsap is vergaan. Bovendien, we kunnen er niet mee voor God bestaan, niet met onze eigengerechtigheid, niet met onze deugden en plichten, niet met onze rijke ervaringen, in één woord, niet met de lammetjes, hoe wij ze ook mogen vertroetelen en hoe graag wij juist met deze komen.

In deze lijdensweken, welke al weer begonnen zijn. komt de prediking tot ons : „Zie het Lam Gods". Heilige de Heere die prediking aan veler hart, zoodat onder de zakkende stilte in Gods huis daarnaar als met ingehouden adem worde geluisterd en het ontdekte hart, dat met het zijne niet voor Gods aangezicht kan bestaan, troost putte uit de ontroerende bladzijden der Sehrift, die met soberen ernst het laatste lijden van den Man van smarten beschrijft.

Zie het Lam Gods, — die onder de in-

werking van Gods Geest door deze prediking licht ontvangt in de uitgebluschte oogen om onder afzien van alles daarop te staren, voelt zijn benauwden geest bij het luisteren naar het machtigste van alle klaagliederen tot ontspanning komen, totdat hij met het blinkend kleed van Jezus' gerechtigheid als met een gewaad des lofs wordt bedekt en den Ontfermer begint te prijzen voor de verlossing, die Hij door het Lam Gods heeft gewrocht.

Zie het Lam Gods dat de zonde der wereld wegneemt. Het woord zonde staat er in het enkelvoud, niet in het meervoud. Zeker, de reinigende kracht van het bloed van Jezus is zoo groot, dat ze wegneemt ook de zonden, de zonden, hoevele, hoe zwart, hoe gruwelijk, hoe weerzinwekkend ze ook mogen zijn. Het reinigt van alle zonden. Maar toch is het een troost voor het ontdekte hart, dat het hier in het enkelvoud staat. De tobbende ziel mocht eens de kwellende macht eener zonde ondergaan, welke in de Schrift niet met name is genoemd. In den grond der zaak nu is er één gemeenschappelijke schuld, welke op ons allen ligt en is er één wortelzonde, het verlaten van God, waaruit alle zonden voortspruiten. Die zonde en die schuld draagt het Lam Gods naar het vloekhout van Golgotha en achter de ontsloten grafdeur in Jozef van Arimathea's hof. Hij neemt ze dragend mee en weg om ze in die diepte te doen zinken. In die wortelzonde zijn alle zonden besloten.

Zonde wegnemen, — dat doet niets en niemand dan het Lam Gods.

Wij. wij verschoonen ze, bemantelen ze en verbloemen ze. Gods Wet, die van zonde overtuigt, neemt ze evenmin weg, maar werpt het looden gewicht daarvan op het hart.

Daarom kan de korte inhoud van iedere prediking, ver en nabij, slechts zijn de prediking van Johannes den Dooper : „Zie het Lam Gods, dat de zonde der wereld wegneemt".

Bereike die prediking vele harten.

Zie het Lam Góds, — spreke in deze lijdensweken dat woord met goddelijke autoriteit tot de zielen, bij eiken val en iedere struikeling, en geve het arbeid op de knieën. Zie het Lam Gods, — brenge dat woord af van alles, wat geen Christus is, en doe het bedekking zoeken en vinden bij dien Eenige.

Toen Samuël in 'de plaats van den verworpen Saul een anderen koning over Israël moest zalven en de zonen van Isaï één voor één monsterde, meende hij al dadelijk in den oudste den uitverkorene gevonden te hebben.

Dat was een majesteitelijke gestalte en een koninklijke figuur, welke met die van Saul konden wedijveren. Die was geschikt voor de hooge plaats van een troon ! Zelfs Samuël, die ook nog afging op uitwendigheden, vergiste zich. Die zou David zijn voorbijgegaan.

Wij doen niet anders. Wij gaan Christus, Davids grooten Zoon voorbij. We willen allen behalve juist Hem tot koning in ons leven zalven. God de Heere heeft echter bij eenen Held in Israël hulp beschoren en Hem aan zich en 't rijk verbonden. Verlichte oogen zijn noodig om Hem te zien en te kennen. Johannes de Dooper zei dan ook tot zijn tijdgenooten : „Dien gij niet kent, is onder ulieden". En in onzen tekst gaat hij nog verder. Daar wijst hii Hem aan als met uitgestrekten vinger: „Zie het Lam Gods".

Vanwege onze geestelijke blindheid behoeven wij diezelfde aanwijzing. Geeft zij oogen om te zien, dan laten we de lammetjes los, welke wij zelve meebrachten. Dan in voorbijgang van allen en alles verstaat hij, wat de Heere tot ons zegt evenals tot Samuël: Sta op, zalf Hem; want deze is het". (1 Sam. 16:12.) Deze is het LamGods.dat de zonde der wereld wegneemt. Dan wordt de juichtoon des geloofs reeds hier beneden, wat blijft het lied der verlosten daarboven : „Het Lam Gods, dat is wcardig te ontvangen den lof en de eer en de aanbidding tot in eeuwigheid".

DEN HAAG, Maart 1931.

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1931

Alle Volken | 16 Pagina's

Zie het Lam Gods.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1931

Alle Volken | 16 Pagina's