Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

DE GESLAGEN STEENROTS.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE GESLAGEN STEENROTS.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde, en de steenrots was Christus. 1 Kon. 10:4b.

Onder de vele namen, waarmee de groote Borg en Zaligmaker zijner Kerk ons in de Schrift genoemd wordt, is die van steenrots geen onbekende. In Christus Jezus is zulk een persende levensvolheid, dat er een veelheid van namen noodig is om die volheid eenigszins tot uitdrukking te brengen.

De naam van steenrots doet ons denken aan het onwankelbare vaste en de onverzettelijke kracht van Hem, die gisteren, heden en tot in alle eeuwigheid dezelfde is. Diep wortelt een steenrots in de ingewanden der aarde en zij is door den Heere zelf als een wachter der eeuwen op haar bestemde plaats gezet. Heerschend komt zij uit in haar omgeving en ziet uit hare hoogte neer op de voorbijgaande geslachten. De menschenkinderen vallen als herfstbladen temidden van de waaiende winden. Maar hef de oogen eens op naar de steenrots zelve. Stormen loeien om haar kruin. Winden geeselen haar flanken. Eeuwen knagen aan haar graniet. Woudreuzen van boomen worden geknakt of ontworteld, als een orkaan onder hen woedt en trekt door de bosschen gelijk de slaande engel door Sanheribs leger, maar de steenrots zelve heft immer haar kruin hoog in de wolken en toont dezelfde majesteitelijke kracht van onverzettelijkheid aan de geslachten, welke vergaan.

Nog vaster dan zulk een steenrots is alles wat aan en in en van Christus Jezus is. Zeker en vast als Hij zelf is de schuldvergeving, door Hem verworven. Zeker en vast is het kindschap Gods van allen, die Hij kocht door zijn bloed. Zeker en vast is de erfenis, welke Hij voor hen bewaart en even zeker en vast de ingang in het Koninkrijk zijner heerlijkheid voor de gemeente, door Hem verkoren.

Toen de apostel Paulus de woorden van onzen tekst neerschreef, dacht hij aan wat er te Rafidim geschied was. Isrel versmachtte van dorst en er was geen water om dien dorst te lesschen. Toen Mozes echter op Gods bevel de steenrots sloeg met zijn staf, kwamen er uit haar levende wateren te voorschijn ter verkwikking van de dorre lippen en droge tong van het amechtige volk. En dit was geen uitkomst slechts voor een oogenblik. Zij vonden daarin een blijvende lafenis. Immers de steenrots volgde hen, zoo lezen wij, wat natuurlijk beteekent, dat de wateren, die daaruit hun oorsprong namen, hen verzelden op het verdere van hun tocht door de huilende wildernis der woestijn.

We zeiden reeds, dat er in Christus Jezus een persende levensvolheid is. In Hem woont de volheid der Godheid dan ook lichamelijk. Maar zal die volheid ons ten goede komen, dan is er meer noodig dan dat deze in Hem besloten is. Zij moet ons toevloeien en om ons toe te vloeien, moest die steenrots geslagen worden.

En zij is geslagen, in Rafidim niet alleen.

We zijn al weer in de lijdensweken, waarin we als met ingehouden adem den Man van smarten volgen in de predikinq des Woords op de via dolorosa. den smartenweg. Hoe werd Hij geslagen in Kajafas' zaal! Vlak in het aangezicht. Hij is geslagen, toen men Hem voorover aan den korten geeselpaal bond en Hem veertig slagen min één op zijn strak-gespannen rug werden toegebracht. Hij is geslagen op ziin doorwond hoofd door de ruwe soldaten-wacht. Geslagen, toen de hamerslagen weerklonken op Golgotha's hoogte en zijn handen werden genageld en zijn voeten gespijkerd aan het vloekhout. Handen, die nooit iets anders gedaan hadden dan kranken te genezen, melaatschen te reinigen, hongerigen te voeden en tieergebogenen op te richten: en voeten, die nooit te moede waren om Hem te dragen en te brengen tot ellendigen. die geen helper hadden.

Mozes heeft de steenrots geslagen met zijn staf. De Wet des Heeren heeft met den staf van de gerechtigheid Gods Christus Jezus tot bloedens en stervens toe geslagen in Getsemané's hof, te Gabbatha en op Golqotha's hoogte. Hij heeft de straf van den toorn Gods over de zonde van het gansche menschelijke geslacht gedragen, omdat er geen zonde zoo zwart, geen misdaad zoo gruwelijk en geen overtreding zoo groot is, waaraan zijn gemeente geen deel heeft. Hij is om onzentwil verbrijzeld en daarom welt er uit dien Verbrijzelde een stroom van genade en zegen en mogen amechtige zielen daar verzoening indrinken voor al hun zonden.

Dat het kome tot een nederbukken aan den oever van dien genadestroom! O. alle gij dorstigen, komt

tot die wateren! Waarom weegt gij geld uit voor hetgeen geen brood is? Duizenden, ja millioenen hebben daar hun zieledorst mogen lesschen en nog altijd is de rivier Gods vol water. Mocht het mij, hier schrijvende, gegeven zijn om aan u, lezende, een kroes water aan de dorre lippen te brengen. Maar weet het, elke druppel der vertroosting, welke gij ontvangt of reeds mocht hebben ontvangen, is gekomen of komt uit den stroom, die in Christus Jezus zijn oorsprong vindt. Wat nog meer zegt, iedere droppel heeft Hijzelf zich uit den mond voor u gespaard. Hij toch heeft willen kermen: „Mij dorst", opdat, als er onder u zijn, die dorsten naar God. naar den le-- venden God, niet maar naar alles wat God genaamd wordt. Hij u niet tevergeefs zou laten roepen: „Mij dorst!"

Toch is er zulk een vergeefsch roepen. De Schrift spreekt ons daarvan met ontróerenden ernst. De rijke man, die zijn oogen open deed in de pijn, vroeg om een enkelen druppel om zijn tong te verkoelen. En die enkele druppel aan het einde van een vinger werd hem nog geweigerd. En nu nog, in het heden der genade, komt de roepstem, welmeenend en bij herhaling: „O, alle gij dorstigen. komt tot de wateren en gij die geen geld hebt, komt, koopt en eet wijn en melk zonder geld en zonder prijs!" Dat zal de doodelijke sententie zijn in den dag des oordeels geroepen te zijn en te hebben blijven weigeren. Zoo dikwerf hebt ge den beker der vertroosting in ongeloof of uit wereldzin terug geduwd. Doe het thans niet weer, maar buig u liever diep en buk liever laag. zoodat ge uw beeld vindt in het dorstig en drinkend volk Isrel, dat dronk uit wateren, welke uit den rotssteen vloeiden.

Ja, maar! — waar is de oever van dien stroom? Waar vloeien die wateren des levens voor mij? Mijn lieven, er staat in onzen tekst, dat zij dronken uit de steenrots, die volgde, 't Zijn volgende, u verzeilende wateren. Zij volgden Isrel in de woestijn en, omdat zij Gods kerk en kind volgen in de woestijn van dit leven, daarom zijn zij, daaruit drinkend, er door verkwikt geworden in de gevangenis, op ziekbedden, bij hun dagelijkschen arbeid, op den zolder of in den kelder, in oorlogstijd of in vredesdagen, des daaqs of des nachts, in voorspoed of tegenspoed. Zij volgen, die wateren, tot op het sterfbed toe. De Heere graaft door de prediking des Woords een beddinq voor die volgende wateren, zelfs tot in het verre Toradja-land toe. Daarom heeft ginds in het verre Toradja-land die oude heidenpriester Nè-Lengkó van dat water mogen drinken en meerdere Toradja's met hem. Dat zij tegen ons niet opstaan in den dag des oordeels, omdat wij geweigerd zouden hebben en den beker der vertroosting terug duwden en terug bleven duwen tot het einde toe, welke beker u onder het lezen dezer regels ook nu weer aan de lippen gebracht wordt. O. drink! drink! terwijl het daarvoor nog tijd is en duw liever terug den beker, welken de wereld en de overste dezer wereld ons aanbieden. Drink, zooals een dorstig volk dronk in de woestijn, omdat niet-te-drinken sterven voor hen beteekende en wel-te-drinken het leven voor hen was.

Is de kroes u ooit korter bij de lippen gebracht en de beker u ooit nader toegeschoven dan in deze woorden? Ik bidde van God, mijne lieven, dat de Heere door zijn Woord en Geest, zooals een liefderijke verpleegster, brengend den beker aan de lippen van haren patiënt, diens hoofd opbeurt en voorover buigt, en zegt: drink! drink! dien liefdedienst ook u bewijze en het voor u waarheid en werkelijkheid wordt: „En zij dronken uit de geestelijke steenrots, die volgde en de steenrots was Christus". Christus, de geslagen steenrots. Hij alleen.

Den Haag, Maart 1942.

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1942

Alle Volken | 8 Pagina's

DE GESLAGEN STEENROTS.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 maart 1942

Alle Volken | 8 Pagina's