Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Lijden en Vertroosting

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lijden en Vertroosting

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

II Cor. 1:9.

De apostel begint zijn tweede brief aan de gemeente Gods die te Coiin iie is en aan al de [ïeiligen die in geneel Achaje zijn, met een krachtige lofprijzing van God, de Vader van onze Heere Jezus Christus, de Vader der barmhartigheid en de God aller vertroosting. Zijn mond vloeit over van dankzegging voor de verlossing in nood en voor de vertroosting bij smart en Paulus schrijft al deze ervaringen toe aan de barmhartigheid zijns Gods. Hoe velerlei en zwaar zijn lijden en zijn verdrukkig was, waaruit de Heere hem vaderlijk redde, blijkt wel uit de naam waarmee hij de Heere noemt: de God aller vertroosting! Zo groot kon zijn lijden niet zijn of de Heere kon hem troosten, heeft hem getroost. Voor deze zalige en wonderbare genade kan de apostel zjjn God niet naar waarde danken. Daarom is het eerste wat hij moet schrijven: Lof zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus wiens vertroosting overvloedig is als het lijden ook overvloedig is. Er is bij den Heere geen „tekort". „Als een dien zijn moeder troost alzo zal Ik u troosten”.

Troost veronderstelt verdriet, leed, pijn. De apostel gewaagt in deze dankzegging voor de vertroosting waarmee God hem vertroost had, van het lijden van Christus, het lijden om Christus' wil. Hij kwam als afgezant des hemels met het Evangelie van Christus tot Joden en heidenen maar daarom moest hij lijden en verdrukking ondergaan. Het Evangelie, dat hij predikte, was-en is niet en zal nooit zijn naar de mens. Het kruis, immers het wezen van het Evangelie omdat daaraan vloek en zonden worden verzoend, is de Joden een ergernis en voor de Grieken een dwaasheid. En dit is nog zo in de heidenwereld. Spot en smaad, bedreiging en moord komen over mensen die het om Gods wil wagen de boodschap van de Gekruiste te brengen. Niet alleen onder heidenen wordt dit ervaren want de eigengerechtigheid, die eerst de Joden tot haat en moord voerde, leeft in 't hart van elk mens. Wij zijn allen dwaas als de heiden en eigenwillig als de farizieëer. En bij zulke mensen vindt Gods boodschap geen blijde ontvangst.

Een zondaar die zelf overweldigd, verbroken en verzoend door dat machtige, rijke kruisevangelie, moet uitgaan tot de wereld der mensenkinderen zal lijden het lijden van Christus, heeft gemeenschap aan het lijden van Christus, wordt gesmaad om de naam van Christus en moet zich niet vreemd houden als de hitte der verdrukking komt van welke zijde ook.

Het zijn waarlijk niet alleen zendelingen in de heidenwereld die zulks over-

komt. Niemand is van zich zelf een liefhebber van de Waarheid. De joodse herders zijn zowel als de wijzen uit het Oosten door hoger Licht bij de kribbe tot knielen geleid. Zij allen prezen God om wat zij gehoord en gezien hadden. Het is Gods werk en daarom brengen de zulken Gode lof, die in het lijden om Christus' wil Zijn dienstknechten weet te troosten hoe zwaar het ook is, Hij de God aller vertroostingen! Paulus had het vonnis des doods al in zich, hij was aan het sterven toe tengevolge van de haat en wraakzucht der vijanden van het Evangelie. Hij en die met hem waren, hebben de dood vlak bij gezien. En hij wil dat de Christenen te Corinthe weten van de verdrukking in Azië hen overkomen „dat wij uitnemend zeer bezwaard zijn geweest boven onze macht alzo dat wij zeer in twijfel waren ook van het leven". Het is dus wel een zeer ernstige verdrukking geweest. Voor zich zelf stond het vast dat hij gedood zou worden. Alle zelfvertrouwen viel weg maar terwijl hij als ter dood overgegeven boog voor God, werd zijn vertrouwen gericht op Hem die macht heeft over de dood, die hem zelfs uit de dood het onvermogen der verdrukkers want kon opwekken. Hier blijkt niet alleen zelfs door de dood heen kan God tot leven roepen maar hier blijkt ook de heerlijke triumf van het geloof over de dood. „Alles is uwe, hetzij leven hetzij dood.”

In Christus zijn Gods kinderen meer dan overwinnaar. Als de vijand het laatste en ergste gedaan heeft wat hij kon, namelijk doden, dan mag Gods kerk zich verlaten op God die de doden verwekt. Dat was de troost van Paulus en zijn mede-arbeiders: Zij geloofden in God die macht heeft over de dood, in Christus die hem verslond tot overwinning. Mag de apostel dan niet spreken van een overvloedige vertroosting? Waar is rijker troost te vinden dan in de levendmakende genade Gods, dan in de opgewekte Christus? Als tot Hem de toevlucht genomen wordt in oprechtheid dan opent de God aller vertroosting zijn hart, dan vloeit de Bron des levende Waters en is er verkwikking en opwekking hoe groot de nood ook is. Er is vertroosting naar lijden! Is het lijden overvloedig dan is de vertroosting ook overvloedig. Dreigt de dood door ziekte of vervolging, daar is een opgewekte Christus die het eeuwige leven schenkt en alle tranen van de ogen wist, zodat gedankt kan worden voor het lijden als van God gezonden.

Nu komt het lijden van Christus de gelovige niet alleen toe van een vijandige wereld, neen, niet minder fel is de bestrijding van het nieuwe leven door onze verdorven aard, door de macht der zonde, door de begeerten van 't boze vlees, door Satan en zijn antichristelijke geesten, door ons ongeloof.

Al deze machten leggen toe op onze ondergang en zij kunnen de ziel van binnen uit zo benauwen, dat zij de wanhoop nabij is, geen uitkomst meer gezien wordt en men het vonnis des doods in zich voltrokken voelt, 't Is al verloren, 't is buiten hope! Gij die deze dodelijke bestrijdingen kent en er onder lijdt in benauwdheid, gij moet weten, dat de Heere het zover laat komen met een bepaald doel, namelijk: „opdat wij niet op ons zelve vertrouwen zouden maar op God, die de doden verwekt". We moeten aan het einde komen van alle zelfvertrouwen en als ter dood verwezenen zien op Hem die doden levend maakt, bij Wien alle dingen mogelijk zijn, tegen Wiens souvereine almacht zelfs ons laatste en ergste niets vermag. Door dit zien des geloofs op de Heere uw God staat de bron aller vex-troostingen open. Nu is er geen lijden of er is troost voor, overvloedige vertroosting. Is er geen balsem in Gilead, geen geneesmeester aldaar? " Gelijk de wateren deizee, alzo zijn de vertroostingen Gods. Zolang zij nodig zijn — en zij blijven nodig hier op aarde — zullen de goddelijke vertroostingen rijkelijk vloeien. Daarom zal geen vlees de gemeente Gods doen bezwijken al veranderde de aarde haar plaats, geen angst voor eigen behoud en voor de arbeid der zending het hart kwellen. Er moge lijden zijn en nog meer komen om Christus, in ons en rondom ons, er is ook vertroosting, zoveel als er nodig is.

En straks zullen de dagen uwer treuring een einde nemen, en dan voor goed! Nog in ballingschap zag Johannes de schare voor de troon reeds met palmtakken der overwinning in de handen.

Tot zolang; strijdt de goede strijd des geloofs en des gebeds. Hoort de bemoedigende verzekering: „Ziet, Ik kom haastelijk!" „Heft uw hoofden om hoog, want uw verlossing is nabij!”

G.

Dit artikel werd u aangeboden door: Gereformeerde Zendingsbond

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1951

Alle Volken | 8 Pagina's

Lijden en Vertroosting

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 februari 1951

Alle Volken | 8 Pagina's