Na de synode
In Hilversum keerde de rust terug. De synode van onze kerken, die daar een aantal weken van het voorbijgegane jaar en een aantal dagen van dit jaar haar vergaderingen hield, kwam met haar werk gereed: de afgevaardigden keerden naar huis en gemeente terug en daarmee behoorde de breedste vergadering, die onze kerken kennen, tot het verleden.
Dat is neutraal gezegd: tot het verleden. Het zou pretentieus wezen, wanneer we zeiden, de synode is de historie ingegaan. Daarover oordelen wij niet. De geschiedenis wordt gevormd door grote en kleine dingen. Soms blijken op tijdsafstand grote dingen klein en nietig te zijn. Soms blijken kleine zaken het begin geweest te zijn van een keerpunt. Wat was groot op onze synode? En wat was daar klein? Wie zal dat in waarheid uitmaken? Het is verleden tijd. Naar het zich laat aanzien zal in geen enkel geschiedenisboekje in de toekomst ooit deze vergadering vermeld worden. Het is goed, dat eens te zeggen tegen elkander. Dat maakt synodale arbeid betrekkelijk. Men kan zich binnen vier muren in de spanning van een debat bij het afwegen van argument en tegenargument wel eens verbeelden, dat er een historisch ogenblik beleefd wordt. Tegen de achtergrond van de vele, vele eeuwen kerkgeschiedenis, en binnen het raam van de wereldgeschiedenis, die onze God immers schrijft, is het alles schier onbetekenend gering. Daarom is een terugblik op de synode een zaak, die óók valt onder het Woord: Wie de hand aan de ploeg slaat en achteromziet, is onbekwaam. Niet maar onbekwaam in het algemeen. Maar zijn terugblikken zou zich wreken in het koninkrijk Gods.
Toch is het mogelijk terug te zien, zonder aan het oordeel der onbekwaamheid voor het koninkrijk Gods prijsgegeven te worden. Een zonde, die in het koninkrijk Gods minstens zo gevaarlijk is, is die van het vergéten. Indien er weldaden Gods zijn, is het schromelijke ondank daarvan te zwijgen. Een zaak waarvoor de Here oprechte dank toekomt is het feit, dat men zich verbonden wist met elkander in de wondere gave Gods, die Kerk heet. Kerk Gods, Gemeente des Heren — dat is niet een menselijke evolutie. Het is niet een met menselijk kunst- en vliegwerk instandgehouden bedrijf. Het is ook niet een samenlevingsverband temidden van zoveel andere gelijksoortige structuren in deze wereld. Neen, Kerk Gods — dat is het wonder van Gods genade, die gestalte krijgt in het leven van mensen. Inderdaad, men kon soms proeven, hoe hebben deze mensen, gedeputeerd door de kerken, ónze kerken lief. Onze kerken, die der Scheiding, samengesteld uit een eigenaardig volk, zoals professor Van der Schuit het eens zeide: „Wij zijn een vreemdsoortig volk. We voelen dat we bijeen behoren.” Onze kerken, waarvoor God ons verantwoordelijkheid gaf, we hebben ze lief. En toch vergeet niemand onzer, ook al komt dat niet altijd even duidelijk uit, dat het niet onze kerken zijn. Dat herkennen in elkander, bij alle verscheidenheid die er is, als kerken Góds, dat is het diepste geheim van de onderlinge verbondenherd, die er gevonden wordt. We hebben met mensen te maken. Met „onze mensen”. Dat voelt en weet ieder. En toch is dat niet het enige. Het zou, ware dit het geval, een synodale vergadering maken tot een volksvertegenwoordiging, waarbij strikt genomen iedere partij zijn afgevaardigden zou moeten hebben, als partijgedeputeer den. Het zou een synode wezenlijk brengen in het spoor der revolutie. Het zou tot uitdrukking brengen tot in de breedste vergadering van het kerkelijke leven toe, datgene wat in de kerk altijd verboden is: de partijzucht. Een geheim van onderlinge verbondenheid moet men daar niet zoeken. Maar wel, daar, waar men zich verantwoordelijk weet vóór de kerken áán de Here. Verantwoordelijk voor deze kerken, die ons lief zijn, omdat God er zijn werk doet. Verantwoordelijk in overweging en besluitvorming voor het salus ecclesiae, het heil der kerk. Maar dan niet aan de kerken allereerst, maar aan de Here der kerk. Voor zijn aangezicht.
Een synode zit veel. Veel te veel zou men zeggen. Men moet zich bij tijden eens kunnen vertreden. Maar aan het begin der vergadering stelt de synode zich voor het aangezicht van God. Dan gaat iedereen staan. En bij het aanhoren van de openlijke verklaring stelt men zich voor God. Dat was de inzet ook van deze synode, naar een oude traditie. Uitdrukkelijk werd daarmee uitgesproken: Wij weten ons één vóór Hem.
Aan het einde stelt de synode zich opnieuw voor Gods aangezicht. Ootmoedig, wetend, dat al onze arbeid met zonde bevlekt is. Vertrouwend omdat Gods werk in deze wereld door zwakke mensenhand wordt volbracht. En de gewoonte wil, dat ook bij het sluiten van de synode iedereen gaat staan.
Daar tussenin wordt het werk gedaan. Meestal zittend. Maar voor Gods aangezicht. En dat ervoeren de broeders. Bij verschil van inzicht. Bij verschil t.a.v. besluitvorming. Wij staan samen voor Gods aangezicht. Het kwam treffend uit, toen bij een belangrijke stemming over een niet onbelangrijke zaak dat ook met zo veel woorden werd uitgesproken. Dat is meer dan sfeer. Het is meer dan een stemming of gevoel. Het is uitdrukking van geloof in het geheim, dat de Here zijn kerk vergadert en bewaart. Wie zou bij het terugzien daarvoor niet dankbaar zijn? Ik meen, dat de afgevaardigden naar deze synode dít besef niet vergeten. Kérk Gods te zijn. Wat is dat een wondere gave Gods, de eeuwen door. Dat gaf ook een besef aan de broeders: het meest eigenlijke werk geschiedt niet hier, maar in de gemeenten, in de prediking, in de catechese en ’t huisbezoek. Om dát alles te laten functioneren, naar de eis deT Schriften en naar de mogelijkheden en moeilijkheden van deze tijd, was men bijeen. Daar gebeurt het werk, aan het „thuisfront”.
Duidelijk werd dit alles aangevoeld, die eerste morgen van de tweede vergader week, toen bij het gehouden appèl nominaal bleek, dat God een der broeders in de tussentijd had opgenomen in de kerk, die overwonnen hééft. Onze onvergetelijke broeder Bijsterveld werd verwaardigd de Here te dienen in de kerk daarboven voor Gods aangezicht. Toen we zijn heengaan herdachten wisten we van de verbondenheid tussen de strijdende en triumferende kerk. Het was één van de momenten, die aan het werk der synode verdieping gaven. In dat besef willen onze kerken verder gaan. Kérk des Heren zijn, wie zou het niet begeren, die eenmaal iets zag van de schoonheid van ’t Sion Gods?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1969
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 februari 1969
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's