Ten dienste van een huisbezoek
„WIJS MIJ DE WEG”
Het is reeds enkele jaren gebruikelijk dat er in het septembernummer van ons blad een artikel wordt opgenomen, dat van dienst wil zijn bij het huisbezoek in de komende winter.
Ik wil met deze bijdrage die gewoonte graag voortzetten. In het verleden werd gewezen op de mogelijkheid om een thema te kie¬zen, dat in alle gezinnen aan de hand van een Schriftgedeelte besproken kon worden. Met het oog daarop zijn verschillende Schriftgedeelten voorgesteld en uitgelegd. Ik heb ditmaal iets anders op het oog. Ik ben nogal bezig geweest met de vraag: Hoe weet je nu wat je in bepaalde situaties doen moet. Wat is in dit bepaalde geval nu de wil van God? Ik neem aan dat ouderlingen ook met die vraag te maken krijgen. Wat moeten ze daarop antwoorden?
In deze bijdrage wil ik daarop graag ingaan. Ik besef dat dit artikel niet dienen kan voor een thema dat zomaar in elk gezin deze winter aan de orde gesteld kan worden. Toch lijkt het me goed de ouderlingen te helpen, op deze vraag te antwoorden.
Het is mijn bedoeling rondom deze vraag enkele dingen te zeggen en daarbij naar enkele Schriftgedeelten te verwijzen, die bij zulke vragen ter sprake gebracht kun¬nen worden. Ieder neme uit dit artikel wat hem bruikbaar voorkomt. Wat hem in zo’n gesprek niet van pas komt, late hij rustig liggen.
Vooropgesteld zij dat geen ambtsdrager de last op zijn schouders mag nemen voor een ander te beslissen. Als we met gemeente¬leden spreken over wat Gods wil in hun leven is, kunnen we alleen maar van advies dienen. Wij mogen de beslissing voor een ander niet nemen. Dat zou tekort doen aan de mondigheid van het gemeentelid. Het zou de verantwoordelijkheid die het gemeen¬telid zelf heeft, miskennen. We kunnen wel luisteren en onze gedachten naar voren brengen. We mogen proberen vanuit de
Schrift een weg te wijzen. Het begaan van die weg is de verantwoordelijkheid van het gemeentelid. We moeten ons dus goed het dienende van onze taak bewust zijn.
Wijs mij de weg, zette ik boven dit artikel. Het is een vraag die als een gebed aan God voorgelegd wordt. Er zijn ook mensen die sceptisch tegenover deze vraag staan. Zij twijfelen eraan of de Here zijn kinde¬ren wel persoonlijk in allerlei aangelegen¬heden zijn wil doet kennen. Zeker, ze ge¬loven wel dat er dingen of omstandigheden zijn, waarin de Here zijn wil duidelijk be¬kend maakt. Maar er zijn naar hun gedach¬ten ook situaties en beslissingen, die te onbetekenend zijn. Zij brengen een zekere tweedeling aan tussen belangrijk en onbe¬langrijk, tussen wat speciaal de verhouding tot God raakt en wat vooral het leven op aarde raakt. Van dit laatste betwijfelen ze dan of de Here er Zich wel mee bemoeit. Het is goed deze twijfel onder het oog te zien. Ze is geheel ten onrechte. Als de ha¬ren van ons hoofd geteld zijn en dus Gods aandacht hebben, is er niets in ons leven voor de Here onverschillig. Een dergelijke tweedeling als welke hier wordt gesugge¬reerd, doet geen recht aan de eenheid van Gods vaderzorg voor zijn kinderen.
Een andere kwestie is, te mogen wijzen op het voorrecht dat God met ieder zijn weg wil gaan. We zijn voor de Here niet maar nummers. Het gaat in de omgang met God niet automatisch toe. Het is geen kwestie van een aantal voorschriften die je naar gelang van de omstandigheden maar toe moet passen. De Bijbel is geen boek met een ontelbaar aantal voorschriften waaruit je naar believen of gelang van de omstan¬digheden een keus kunt/moet doen. De Bijbel is het boek van de verbondsomgang. Dat ziet op een heel persoonlijk kontakt tussen God en de Zijnen. Daarin past ook het onderwijs over de weg die we te kiezen hebben.
Ik denk nu met name aan twee teksten uit de Bijbel. „Wie is de man die de Here vreest? Hij zal hem onderwijzen in de weg die hij zal hebben te verkiezen”, Psalm 25: 12. „En dit bid ik, dat uw liefde nog steeds meer overvloedig moge zijn in helder in¬zicht en alle fijngevoeligheid, om te onder¬scheiden, waarop het aankomt. Dan zult gij rein en onberispelijk zijn tegen de dag van Christus, vervuld van de vrucht van gerech¬tigheid, welke door Jezus Christus is, tot eer en prijs van God”, Filippenzen 1:9-11. De weg die hij zal hebben te verkiezen en onderscheiden waarop het aankomt zijn bij¬belse aanduidingen van de vragen waarom het in dit artikel gaat.
Het komt aan op gehoorzaamheid aan Gods wil. We kunnen over het hoe van die ge¬hoorzaamheid vragen, hebben. Het behoort tot de mondigheid van Gods kinderen en tot de christelijke vrijheid, dat we dan zelf een keus moeten doen. De gehoorzaamheid aan God betreft geboden en verboden. Het is duidelijk dat we het leven en het lichaam van de naaste niet mogen schaden of ont¬eren. De Schrift zegt duidelijk in, Efeze 5 welke de vruchten van de Geeest zijn. Die hebben we te zoeken. Daar hebben we de Here om te bidden.
Er is meer, als het gaat om de gehoorzaam¬heid aan Gods wil. Paulus noemt dat on¬derscheiden waarop het aankomt. Hij spreekt in dat verband van de vrucht van gerechtigheid. David spreekt over het on¬derwijzen in de weg, die Gods kind zal heb¬ben te kiezen. Er zijn mensen die onder deze vragen zuchten. Ze weten de weg niet. Ze weten er eigenlijk geen raad mee. Zou¬den we ze dan niet eerst eens mogen wijzen op het voorrecht dat de zelf beslissen moe¬ten. We zijn niet onmondig, zodat ons alles kant en klaar voorgezet wordt. Het christenleven is niet een wettisch leven: gebod op gebod en regel op regel. Het is een leven met de Here. Om dit duidelijk te maken kunnen we denken aan onze kinderen. Als ze heel klein zijn, zeggen we: zo moet het. Als ze groter worden, wijzen we hen op hun verantwoordelijkheid om zelf te kiezen en zelf te beslissen. We helpen hen daar wel bij, voorzover dat kan. Maar ze krijgen toch hun eigen verantwoordelijkheid. Zo is het ook met Gods kinderen. Daarin zit een stuk vreugde en vrijheid.
David laat heel mooi uitkomen, dat het onderwijzen in de weg samenhangt met de vreze des Heren. Wie de Here niet vreest, kan ook geen onderwijs over de weg ont¬vangen. Dat moet in onze gesprekken met gemeenteleden voorop staan.
De vreze des Heren is geen zaak van angst. Het is niet: bang zijn, voor God. Het is le¬ven met de Here. Er zit zowel het vertrou¬welijke van de omgang in, als het besef dat de Here meerder is dan wij zijn. Die twee gevoelens zijn in de vreze des Heren geen tegenstelling. Ze worden tot een heer¬lijke synthese verbonden. Ontzag èn ver¬trouwelijkheid.
Bij de vreze des Heren past de schuldbe¬lijdenis. Men wil niets voor de Here ver¬bergen. Men wil zich niet beter voordoen dan men is. Men heeft er juist behoefte aan de Here alles te belijden. Daarin past ook de afhankelijkheid. Men beseft dat men de Here nodig heeft, in grote en kleine din¬gen. Daarbij komt ook het vertrouwen. De Here zorgt. De Here leidt. Hij bemoeit zich met mij.
Het leven met de Here is een leven in gebed en bij de Schrift.
Deze tekst maakt duidelijk dat je maar niet zo in eens kunt vragen: Here wat moet ik doen? Wat is uw wil? De vraag past in een groter verband. Er zullen mensen zijn, die deze verwijzing als een omweg of zelfs als een uitvlucht aanvoelen. Ze denken dat je hiermee aan de concreetheid van de vraag probeert te ontkomen. Nu moeten we toe¬geven, dat het nogal eens voorkomt, dat men een vraag met een tegenvraag of met een verwijzing naar iets anders probeert te beantwoorden. We krijgen dan inderdaad de indruk, dat men zich zo aan het echte antwoord wil onttrekken. Men probeert er zich dan van af te maken. Laat duidelijk mogen zijn, dat de verwijzing naar de vreze des Heren niet als zo’n poging bedoeld is. Te spreken over de vreze des Heren zuivert de vraagstelling. Wat wilt u eigenlijk met uw vraag? Is het er echt om te doen God gehoorzaam te zijn? Bent u er echt op uit te weten wat God wil en is het uw verlan¬gen dat in praktijk te brengen! Of wilt u alleen maar dat de Here zijn goedkeuring aan uw plannen hecht? Weet u eigenlijk al wat u van plan bent te doen, maar stelt u de vraag om zich van des Heren hulp te verzekeren? Het kan wel eens nodig zijn te¬gen mensen te zeggen: uw instelling of uw gezindheid deugt niet. Daarom is het kri¬tische punt steeds weer: de vreze des He¬ren. Daarin ligt de afhankelijkheid en de bereidheid om de Here te volgen. Daarbij weet men zich echt dienstknecht. Men wil het de Here niet voorschrijven.
Hoe onderwijst de Here nu in de weg die we te verkiezen hebben? Ik wil graag en¬kele dingen noemen: We zullen de zaak in gebed voor God moeten brengen. Daarbij zullen we onszelf moeten onderzoeken op het punt van wat ons nu eigenlijk drijft. Wat heb ik ermee voor, als ik die kant uit wil en wat heb ik er mee voor, als ik die kant niet uit wil. In het gebed komen de motieven eerlijk voor de dag. Dan zal het ook het verlangen zijn om de Here te vol¬gen en onszelf te verloochenen.
Vervolgens wijs ik op de betekenis van de Schriftlezing. Niet in de zin van het op¬slaan van een Bijbelbladzijde om dan precies de tekst te vinden die we hebben moeten. Het komt aan op een leven bij de Schrift. Dat geeft een geestelijk geoefend zijn, in het onderkennen van de wegen des Heren. We leren daaruit verstaan hoe de Here zijn kinderen leidt. Die vertrouwdheid met de wegen des Heren is van grote betekenis.
Paulus wijst hier ook op in Fil. 1. Hij laat zo mooi zien, dat het onderscheiden waarop het aankomt vrucht is van toenemende liefde en helder inzicht. Waar de liefde toeneemt, ga je ook onderkennen waar het eigenlijk op aankomt en waarom het eigen¬lijk gaat. Dan leer je kritisch te schiften en vallen verkeerde motieven en argumenten weg. Dan ga je zien: dat is het! Of: zo moet het.
Daar hoort nog iets bij: het onderzoek van de feitelijke situatie. De Here leidt de dingen. Daarom moeten we op de feitelijke situatie acht geven. Er zijn mensen die maar steeds bidden om een bepaalde zaak, ter¬wijl de Here de weg metterdaad afgesloten heeft. Ik weet dat we om wonderen mogen bidden. Maar we moeten er toch wel goed op letten, wat de Here doet. Als iemand in een bepaalde richting denkt, en het blijkt dat die richting steeds minder toegankelijk wordt, moet je daaruit toch wel konklusies trekken. Daarom behoort het onderzoek van de situatie ook bij het onderkennen van de wil des Heren. Het is niet voor niets dat een predikant met de kerkeraad gaat praten, die hem beroepen heeft. Daar hebt u zo’n voorbeeld van het onderzoek van de situatie. Op bescheidener schaal en in kleiner ver¬band moeten wij allen dat doen bij onze beslissingen.
Ik wijs ook nog op de mogelijkheid van ge¬sprek met anderen, die de Here vrezen. Hoe goed kan het niet doen als iemand luistert naar je vragen en je overwegingen. Ik dacht, dat de Here veel meer gebruik wil maken van de dienst van medemensen dan wij wel denken. Ik moet het toch alleen uitzoeken, denken we dan. Daarin zit vaak een stuk eigenwijsheid en hoogmoed. De Here wil ons bij beslissingen ook door het oor en de mond van anderen helpen.
Als we dat zo overwogen en biddend aan God voorgelegd hebben, neigt de Here het hart tot een beslissing. Dit is misschien wel het moeilijkst van alles. Er zit een moment in, dat we niet verklaren kunnen. Het is het werk van de Heilige Geest. Het gaat niet buiten onze verantwoordelijkheid om.
Maar het is de Here, die ons door zijn Geest tot een beslissing brengt.
Daarom kun je je beslissingen ook niet als „juist” bewijzen. Je kunt wel een aantal overwegingen aan de ander voorleggen. Maar het laatste van je beslissingen is een zaak tussen God en je eigen hart. Het is de zekerheid, dat je in de weg des Heren bent en dat je zo moogt, ja zelfs moet handelen. Als die zekerheid mij nu ontbreekt? Blijf dan waar u bent. U moet minstens zoveel licht hebben om een andere weg te gaan, dan u had toen u op deze weg kwam. Als dat licht u ontbreekt, moet u blijven waar u bent.
Een laatste punt is de innerlijke vrede. Als je Gods weg gaat, brengt dat innerlijke vre¬de. Men leze eens Jesaja 57:19-21. Ik dacht dat het goed was, als we beslissingen nemen om een of twee dagen te wachten met het bekendmaken daarvan. In die tijd kan men zien of de vrede blijft. Waar een beslissing geen vrede brengt, mag men zich wel afvragen of zij juist is.
Paulus maakt nog attent op twee dingen. Hij wijst op de eer van God. We zullen in onze beslissingen die eer altijd moeten be¬doelen. Hij wijst ook op de dag van Jezus Christus. Hij zet ons leven in het licht van Christus’ komst. Hoe nodig dat we dat pers¬pectief bij onze beslissingen, in het oog hebben.
Ik besef dat men dit artikel niet kan ge¬bruiken, zoals men een vroegere schets wel¬licht kon gebruiken. Toch leek het me goed om al deze overwegingen eens op papier te zetten. Er zitten, hoop ik, dingen in, die ouderlingen bij hun gesprekken kunnen ge¬bruiken.
Mochten er naar aanleiding van dit artikel vragen zijn, dan wil ik die graag ontvan¬gen. Indien mogelijk en voorzover nodig zal ik die ook in ons blad behandelen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 1971
Ambtelijk Contact | 12 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 september 1971
Ambtelijk Contact | 12 Pagina's