Samenleving, kerk en samenleving, samenlevingsopbouw
Samenleving, kerk en samenleving, samenlevingsopbouw: Over deze begrippen en hun onderlinge relatie is de laatste jaren een vrij groot aantal artikelen verschenen. Een groeiend besef van verantwoordelijkheid jegens de samenleving, ook binnen de kerkelijke verbanden, is daarvan zeker de oorzaak geweest. De bijzondere belangstelling voor dit onderwerp is echter ongetwijfeld mede voortgekomen uit de omstandigheid, dat de zgn. samenwerkingsorganen voor het maatschappelijk werk hun aandacht meer op de mogelijkheden tot dienstverlening aan de samenleving zijn gaan richten.
Het merkwaardige aan vele van de publikaties*) is, dat over het algemeen weinig wordt gezegd over de samenleving als zodanig, haar aard en haar behoeften, maar verreweg de meeste nadruk wordt gelegd op de structuren, waarbinnen kerken dan wel gemeenteleden al dan niet aan „ samenlevingsopbouw” zouden kunnen deelnemen. Terwijl toch de vraag naar de wijze waarop pas interessant wordt, nadat object en doelstelling zijn bekeken.
Samenleving
Waar denken we aan bij het woord „ samenleving”? In een van onze woordenboeken vond ik de ontroerend simpele verklaring: de burger-maatschappij. Iedereen denkt te begrijpen wat daarmee wordt bedoeld, maar toch is deze vertaling in haar eenvoud misleidend.
Men zou kunen veronderstellen, dat bijvoorbeeld de overheid of het leger niet tot de samenleving zouden behoren.
Dit bezwaar is ondervangen in een definitie van wijlen prof. dr. R. van Dijk: „de samenleving is de totaliteit van al de betrekkingen tussen alle leden van de mensheid.” Van Dijk kwam tenslotte uit bij een mondiale totaliteit. Essentieel was voor hem: De samenleving wordt gevormd door alle mensen in hun betrekkingen tot elkaar. Ik meen dat door deze typering het begrip nog het best wordt geraakt. Men kan de horizon wat verleggen en bijvoorbeeld spreken over een Westerse samenleving, een Europese-, een Nederlandse-, een stads- of een dorpssamenleving. Maar wezenlijk blijft telkens, dat binnen zekere — territoriale — grenzen allen van een samenleving deel uitmaken, allen ook, door hun daar-zijn en handelen, die samenleving beïnvloeden.
Vervolgens moet worden gesteld, dat niet elk individu afzonderlijk binnen de samenleving opereert. Het woord „betrekkingen” duidt daar reeds op. Sommige betrekkingen hebben een natuurlijke oorzaak (gezin, familie, nationaliteit, ras) andere worden bepaald door de situatie waarin men zich bevindt of de keuze(n), die men doet. Zo ontstaan talrijke samenlevingsverbanden, waarbinnen het leven van de enkele mens zich voltrekt. Dat kunnen kerkelijke verbanden zijn, standsorganisaties, belangengroeperingen, bestuurlijke verbanden, verbanden voortvloeiend uit het dagelijks werk, uit het gewenste cultuurpatroon, uit keuzen op het terrein van de (vrije) tijdbesteding. Alzo een scala van deel-verzamelingen, allen binnen het ene totaalverband dat samenleving heet. En uiteraard kan binnen dit geheel een enkele mens tot zeer vele verbanden behoren.
Dat het samen-leven, naar verkiezing bezien op mondiaal-, nationaal of dorpsniveau, allerminst een vriendelijke, vreedzame, harmonieuze aangelegenheid is mag als bekend worden verondersteld. De oorzaak van deze gebrokenheid behoeft de lezer van „Ambtelijk Contact” niet nader te worden verklaard. Het kraakt en wringt voortdurend binnen de samenleving, telkens weer andere groepen of enkelingen zijn daarvan het slachtoffer, de sterken van nu zijn morgen de zwakken, het verschuiven van normen wekt verontrusting of terecht zelfs verontwaardiging, onverwachte en ongewenste ontwikkelingen overvallen grote bevolkingsgroepen, die wreed uit een betrekkelijke rust worden gewekt.
Territoriaal opbouwwerk In deze gebroken samenleving groeit het verlangen om op knelpunten naar verbetering te streven, groeit de behoefte aan samenlevingsopbouw. Men gaat zoeken naar de tekortkomingen in het functioneren van de bestaande samenlevingsverbanden, naar de gebreken in de communicatie tussen die verbanden en binnen die verbanden afzonderlijk. Dat alles met het doel in onbevredigende situaties verbetering te brengen en aldus het welzijn van enkelingen en groepen te bevorderen. Met drs. P. Statema kunnen we onder samenlevingsopbouw verstaan: „het geheel van aktiviteiten, dat bijdraagt tot het adequaat functioneren van de samenleving, met het oog op het bereiken van een situatie, waarbij een zo groot mogelijk evenwicht bestaat tussen hetgeen algemeen verlangd wordt voor een menswaardig bestaan enerzijds en de voorzieningen en mogelijkheden voor een dergelijk bestaan anderzijds”* *).
Wil men zich nu bij het uitoefenen van samenlevingsopbouw richten op het geheel van de samenleving dan begint men een taak, die bijzonder omvangrijk is in tweeerlei opzicht:
a. de totaliteit van de samenleving omvat zoals we eerder zagen alle mensen. De enige begrenzing die men kan aanbrengen is een territoriale. Men kan zich beperken tot een provincie, een regio, een gemeente of een woonkern. Maar binnen het territoriale kader krijgt men steeds te maken met allen, dat wil zeggen met alle leeftijdsgroepen, met alle levensbeschouwelijke richtingen, met de werkgevers en de werknemers, met de mannen en de vrouwen, de landbouwers, de winkeliers, de ambachtslieden, alle beoefenaars van alle beroepen, alle politieke groeperingen enzovoort. De territoriale samenlevingsopbouw speelt zich af op het vlak van de gevulde algemeenheid, waar van elkaar verschillende opvattingen van „welzijn” gelden, waar duidelijke belangentegenstellingen leven, waar een grotere vrijheid voor de één onvermijdelijk een beperking voor de ander met zich brengt.
b. in de totaliteit van de samenleving wordt het welzijn beïnvloed door factoren van zeer uiteenlopende aard: economische, planologische, maatschappelijke, culturele, ethische, religieuze, medische. Men is er bij het bedrijven van territoriale samenlevingsopbouw dan ook nog lang niet wanneer alleen maar communicatiekanalen enkaders zijn gerealiseerd, die het elke burger mogelijk maken zijn wensen met betrekking tot het welzijn te ventileren.
Steeds zal op de inventarisering en signalering van knelpunten het werken aan doelmatige oplossingen moeten volgen. Territoriale samenlevingsopbouw vraagt dan ook, behalve de methodische deskundigheid van een of meer opbouwwerkers, de inbreng van een groot aantal specialisten op zeer vele en zeer uiteenlopende terreinen. Dat territoriale samenlevingsopbouw met een bewust-maken van de problematiek en het aankweken van bereidheid tot het zoeken van oplossingen zou kunnen volstaan is een waandenkbeeld.
Enkel signaleren bevordert niet het welzijn, maar de ontevredenheid, omdat verwachtingen worden gewekt, die niet gehonoreerd kunnen worden.
Categoriaal opbouwwerk
Naast de territoriale samenlevingsopbouw kent men het categoriaal opbouwwerk, dat gericht is op groepen, waarvan opneming en inpassing in de samenleving, gezien hun eigen maatschappelijke en/ of culturele positie in de Nederlandse samenleving de aandacht vragen***). Bij deze vorm van opbouwwerk beperkt men zich tot een duidelijk herkenbare en homogene groep, die met betrekking tot de gehele samenleving aanpassingsmoeilijkheden ondervindt dan wel wordt geconfronteerd met een aantal problemen, die de relatie met de samenleving dreigen te verstoren. Agrarisch-sociale voorlichting aan landbouwers en hun gezinnen behoort tot dit genre van opbouwwerk, evenals de arbeid ten behoeve van buitenlandse werknemers, Antillanen, Surinamers.
Groepsvoorlichting over
eigen mogelijkheden
Een derde vorm van samenlevingsopbouw vindt men in een geheel van activiteiten, die er systematisch op zijn gericht groepen uit de samenleving bewust te maken van die factoren en omstandigheden in hun eigen woon- en leefmilieu, welke hun maatschappelijk en cultureel welzijn beinvloeden, mede met het oog op het ontplooien van initiatieven in deze samenleving***).
Deze mogelijkheid is beschikbaar voor minder duidelijk herkenbare en minder homogene groepen. De hier bedoelde voorlichting zou kunnen worden gegeven aan werknemers in het algemeen, aan vrouwengroepen of -organisaties. Ook wordt in dit verband, met name door de eerder genoemde samenwerkingsorganen, wel aan kerkelijke gemeenschappen gedacht. Men dient bij deze activiteiten te denken aan een wegwijs-maken in de complexe samenleving, opdat men meer bewust en gericht zijn verantwoordelijkheden jegens de samenleving zal kunnen dragen.
Kerk en samenleving
De kerk is in-de-wereld, dat wil zeggen: zij is, door haar leden, een onderdeel van de samenleving. Men kan de leden van een kerk beschouwen als een groep mensen, gebonden door een zelfde geloofsovertuiging en een daaruit voortvloeiende levensbeschouwing. Als samenlevingsverband hebben de leden van een kerk hun belijden als enige overeenkomst. Voor het overige zijn de leden van een kerk zo veelsoortig gedifferentieerd als de samenleving zelf.
De kerk is niet van de wereld, dat wil zeggen: Zij staat als Koninkrijksgemeente onder de macht van haar Heer. Daarom mag de kerk — staande in de haar geschonken vrijheid als gave — niet leven onder vreemde machten en dient zij — staande in de haar geschonken vrijheid als roeping — te leven naar de Wet van het Koninkrijk.
De kerk heeft wel een taak ten opzichte van wereld en samenleving: Zij heeft aan de samenleving, die mede onder de aanspraken van Christus ligt, het Evangelie te verkondigen door Woord en daad, ten dienste van de voortgang van het Koninkrijk. Zij heeft het werk van de apostelen voort te zetten, scheiding makend tussen gelovigen en ongelovigen, leiding gevend aan het staan-in-deviijheid, stimulerend tot wervend dienstbetoon.
Voor een levende kerk is het spreken (getuigen) essentieel. Getuigend aanvaardt de kerk als collectiviteit, aanvaarden de individuele leden hun verantwoordelijkheid jegens de samenleving, waarin zij hun plaats hebben.
De kerk heeft dus de samenleving wel degelijk iets te zeggen. Haar Boodschap is voor heel die samenleving, als veroordelend en tegelijk ook helend, verlossend Woord, van niet te schatten waarde. De kerk weet de samenleving een bètere weg, een bètere mogelijkheid te wijzen.
Kerk en samenlevingsopbouw
De kerkelijke gemeenschap mag sociologisch als een samenlevingsverband worden gezien, maar dan als een van een uniek karakter. Het is niet het gezamenlijk belang, dat haar leden bindt, niet de gemeenschappelijke afkomst, niet de leeftijdsgroep, de belangstellingssfeer, de nationaliteit of het ras. Het bindend element is de roeping van Godswege en het antwoord, dat de leden van de kerk daarop hebben gegeven.
Gezien het bijzondere karakter lijkt het ons moeilijk de kerk of de kerken in nevenschikkende zin te doen opnemen met allerlei andere samenlevingsverbanden in een structuur, die zich territoriale- of categoriale samenlevingsopbouw ten doel stelt. De kerk kan haar Boodschap, haar opdracht, niet ter discussie stellen als één weg of mogelijkheid onder de vele. Wèl kan deze Boodschap de leden van de kerk inspireren om deel te nemen aan alle activiteiten, waarin hun bijdrage de samenleving ten goede kan komen. Als leden van een gemeenschap, die een betere weg voor de wereld weet, zullen zij steeds overal moeten zijn, waar wegen worden gezocht om nood te lenigen, achterstelling of veronachtzaming te voorkomen, misstanden te corrigeren, het recht te zoeken dat de Gerechtigheid nabij komt.
Het is de taak van de kerk haar leden tot het vervullen van deze roeping toe te rusten. Dit kan door middel van de ambten, met name van het diaconaat. Bij deze toerusting kunnen deputaatschappen en gemeenteleden, die met betrekking tot verschillende aspecten van de samenleving deskundig zijn, goede diensten verlenen.
Of er, naast de zich van hun verantwoordelijkheid jegens de samenleving bewuste gemeenten en de daarin ongetwijfeld aanwezige capaciteiten nog een afzonderlijk orgaan moet worden in stand gehouden of in het leven geroepen, dat de leden der kerken „kennis van de samenleving” zou moeten bijbrengen, moet worden betwijfeld. Van primair belang is dat de leden van de gemeente zich door ambtelijke bearbeiding hun roeping jegens de samenleving bewust worden. Dan vindt een ieder ongetwijfeld de taak, die hem of haar, in de eigen specifieke situatie, op de schouders is gelegd en de instellingen of personen, die hem bij de vervulling van die opdracht terzijde kunnen staan.
***) Terminologie Rijkssubsidieregeling Samenlevingsopbouw.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 1972
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 februari 1972
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's