Enkele opmerkingen over het kerkverband (2)
Op een zeer belangrijk theologisch motief voor het samenkomen der kerken in een kerkverband werd in een vorig artikel gewezen: het werk van de Heilige Geest vormt er de achtergrond van. En dan met name de pluriformiteit van dat werk van de Heilige Geest. Hij geeft aan een ieder gelijkerwijs Hij wil. Zodat men veilig kan stellen, dat niet één gelovige, al is hij ook nog zo begaafd, beschikt over alle wijsheid. Samen met al de heiligen kunnen wij iets verstaan van de wil van God, en waar twee of drie in de naam van Christus bijeen zijn, daar is de Here zelf present. Dit motief vinden wij zelfs terug in de uitnodigingsbrief die werd toegezonden aan de kerken, die in een eerste grondleggende vergadering in Emden bijeen zouden komen. Onze vaderen hebben daarin heel goed geweten, hoe de Geest werkt. En zulks is hun in de historische situatie van het ogenblik toen duidelijk geworden. Op die historische achtergrond wil ik nu nog in het kort de aandacht vestigen.
Een lijn naar Frankrijk.
Het kerkverband, zoals wij dat in de gereformeerde traditie kennen, is een stuk van de erfenis van de grote reformator van Genève, Johannes Calvijn. Hij was de man op de achtergrond. En dan geldt dat in de eerste plaats wel de ontwikkeling van het kerkelijke leven in het land, dat hem krachtens geboorte en belangstelling altijd na aan het hart heeft gelegen: Frankrijk. Daar is voor het eerst de kerk in een soort synodaal verband bijeengekomen in het jaar 1559 te Parijs.
De aanleiding tot deze vorm van organisatie dient men te zoeken in de moeilijkheden, die er in sommige gemeenten in Frankrijk gerezen waren, en die niet behoorlijk opgelost konden worden. In verband daarmee vergaderden enkele predikanten van genabuurde kerden na een avondmaalsviering. Tijdens dat overleg werd besloten een vergadering bijeen te roepen in Parijs, niet vanwege de grootheid of voornaamheid van die stad, maar omdat men er gemakkelijk onopgemerkt zou kunnen bijeenkomen.
De noodzakelijkheid van het ontstaan van een soort kerkverband dient men te zoeken in de omstandigheden waaronder de kerken in Frankrijk leefden. Zij konden niet rekenen op steun van de overheid. Integendeel zij hadden veeleer te maken met een overheid, die zich fel tegen elke kerkelijke vernieuwing verzette. In een gezamenlijke nood is toen het kerkverband geboren.
Wezenlijk voor het samengaan van de Franse kerken was de belijdenis en de kerkorde. De Franse geloofsbelijdenis, waarin wel heel sterk de invloed van Calvijn is te bespeuren, vormde de band waarin de geestelijke eenheid der kerken tot uitdrukking kwam, terwijl daarnaast de kerkorde een band vormde meer in het organisatorische vlak.
De geestelijke eenheid was er, en vond expressie in de belijdenis, en daarom konden de kerken door middel van een kerkelijke orde zich ook sterk organiseren. Deze maatregelen hebben menselijkerwijs de Franse kerken in de tijd van vervolging en nood gered. Menselijkerwijs... is dat zo? Is het niet een zuiver gereformeerde overtuiging, dat de belijdeniskerken elkander behoren te vinden en behoren vast te houden? Inderdaad, maar deze oergereformeerde overtuiging wordt dikwijls in de tijd van de nood weer ontdekt. Zo was het tenminste in Frankrijk.
Het voorbeeld der Franse kerken.
En zo werd het ook voor de Nederlandse kerken. Zij hebben elkander ontdekt niet in eigen land. Niet onder de meest gemakkelijke omstandigheden die zich denken laten. Neen, de Nederlandse Gereformeerde Kerken hebben elkander buiten het land, in den vreemde ontdekt. En onder omstandigheden, die ons alleen maar verwonderd doen vragen: hoe is het mogelijk geweest?
Buiten onze eigen grenzen! In Emden, in Oost-Friesland, in Wezel, aan de beneden-Rijn, in de Palts en ook in verschillende kustplaatsen in Engeland vond men dadelijk na de komst van de ijzeren hertog Alva, verschillende vluchtelingen-gemeenten. Sommige al heel oud, omdat dadelijk bij het uitbreken van de vervolging de gelovigen waren verbannen of zelf waren gevlucht. In Emden was een gemeente die zo groot was, en die zoveel invloed heeft gehad op de Reformatie hier in Nederland, dat zij wel de moederkerk werd genoemd van de Nederlandse Gereformeerde kerken. Zij leverde predikanten en adviezen, zij zond hulp en ontving ontheemden. Daarom verdient Emden met ere genoemd te worden. En ook Londen was zulk een vluchtelingenplaats waar reeds in de dagen van Eduard VI een flinke gemeente was ontstaan. Toen in 1567, de vervolging heviger werd dan ooit vingen dergelijke gemeenten de vluchtelingen op. Men zou denken, dat in deze vluchtelingengemeenten alle problemen, waarmee wij vandaag worstelen in onze kerken, niet voorkwamen. Maar niets is minder waar. Ook in die tijd, waarin de brandstapels rookten kwamen er in de kerken allerlei spanningen voor. Voor een deel kunnen deze verklaard worden uit de altijd aanwezige menselijke factoren. Waar mensen bijeenkomen, komen zondaren bijeen. En dat geeft altijd wel spanningen. Toch is er meer te zeggen. Voor een deel moet men allerlei moeilijkheden verklaren uit het feit van de jonge leeftijd der gemeenten. De Reformatie was in vele opzichten nog maar ten dele.
Zo kwamen er in Londen allerlei twisten, die niet alleen verband hielden met karakterfouten van de predikant, maar ook met doperse inzichten die, zouden zij de overhand gekregen hebben, een hele gemeente zouden hebben verwoest. En in later tijd rezen er moeilijkheden in verband met de vraag, hoe men in die bijzondere omstandigheden ’het best enig toezicht zou kunnen oefenen op doopouders. Daarmee verbonden was de vraag naar het gezag van een kerkeraad, en naar het standpunt van kerkeraad en gemeente ten opzichte van de vrijheidsbeweging in het vaderland. Vooral de Londense twisten namen hevige vormenl aan, breidden zich uit over verschillende gemeenten, en brachten grote onrust onder de gelovigen ook buiten Engeland.
In die nood is er toen aandrang uitgeoefend om te komen tot een verband van kerken. En de mensen, die daartoe hebben opgewekt, Marnix van St. Aldegonde en anderen, hebben toen gewezen op het voorbeeld der Franse kerken. Vanuit Genève werd door Calvijns opvolger, Beza, een en ander gestimuleerd, en zo kwamen dan in 1571 de Nederlandse kerken voor het eerst officieel bijeen in een wettige vergadering van afgevaardigden.
Eenheid in het geloof.
Op deze synode te Emden (1571), ook al met het oog op de moeilijke tijd georganiseerd gedurende een drukbezochte jaarmarkt zodat de afgevaardigden niet opvielen, heeft men de grondslag gelegd voor de eenheid in het kerkverband.
Waarin bestaat het wezen van die eenheid? In niets anders dan in de eenheid in het geloof, de overeenstemming in de leer, zoals het met zoveel woorden letterlijk werd uitgedrukt. Men koos daar in Emden voor de gereformeerde leer. En men was daarin niet benauwd: ook de Franse geloofsbelijdenis wilde men ondertekenen en niet alleen de Heidelbergse, maar ook de Geneefse catechismus. Daarin openbaart zich de ware gereformeerde oecumeniciteit. Men wist zich verbonden ook met buitenlandse kerken.
Wie het verhaal leest van deze vergadering wordt jaloers. Konden wij het zo nog maar eens doen„. hier in Nederland. Zo onbevangen, zo zonder complicaties, zonder veel vragen en antwoorden, eenvoudig de belijdenis ondertekenen. Waren het dan allemaal gelijkgestemde, gelijkdenkende broeders? In geen enkel opzicht. Er waren er, die later voor rekkelijk werden gehouden. En er waren er die later gerekend zouden worden tot de preciezen. Er waren er die met zwier Calvinist waren en ook anderen, die wel overreed moesten, worden. Maar samen hebben deze mensen hun eenheid in het geloof beleden, zonder over bijzaken te twisten. En de een heeft de ander geholpen, zoals de ene kerk de andere hielp. Zo hadden zij het geleerd uit het Woord van God, en zo wilden zij zich allen stellen onder gezag van dat Woord van God. Zo kwam in een moeilijke tijd het kerkverband der Nederlandse Gereformeerde Kerken tot stand, op basis van de ene belijdenis.
Wanneer men vandaag allerlei bezwaren hoort, in allerlei toonaarden tegen het kerkverband, zou men deze geschiedenis zich weer eens voor de geest moeten halen. En men zou zich moeten afvragen of dit niet de manier zou zijn ook voor ons. Het kerkverband kan verkeerd functioneren. Het kan ontaarden in een nieuw soort hiërarchie. Het kan een model worden van mensenheerschappij. Maar dan ligt dat aan de mensen, aan de zondaren, aan de hoogmoedigen of heerszuchtigen. Dán functioneert het verkeerd. Niet omdat het verkeerd is. Maar omdat het gehanteerd wordt door verkeerde mensen, op een verkeerde manier. Zal men het goede Woord van God misprijzen, omdat er wel mensen zijn die het verkeerd gebruiken? Neen immers! Maar wij zullen ons wachten voor alle mensenheerschappij, voor alle bedilzucht, die niet alleen uit hoogmoed, maar meer nog uit ongeloof geboren wordt.
Het Woord zal gezag hebben en alleen het Woord. Daarin ligt de eenheid van de Kerk. Waar deze geestelijke eenheid ontbreekt houdt een kerkorde de zaak niet bijeen. Een gereformeerde kerkorde is er voor gereformeerde mensen, dat is voor bekeerde mensen. Waar een onverloochend hart weigert voor God te buigen, daar helpt dit middel niet. Maar waar men elkaar ontmoet op de ene basis, dat is bij het ene kruis, daar herkent men elkander. Soms gebruikt God kwalijke tijden om dat te laten beleven gelijk blijkt uit de geschiedenis. Misschien gaat het ons te goed vandaag, te goed naar ons vlees dan altijd, om de zegen te verstaan van deze geestelijke band der kerken in het ene kerkverband.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 april 1973
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's