Het uitspreken van de groet en zegen
Het leek de redactie goed dat er een artikel gewijd zou worden aan een onderwerp dat met de liturgie te maken heeft. Nu is het onderwerp liturgie ter sprake gekomen op de vormingscursus 1974 - ’75. In vier lessen hebben we de verschillende onderdelen van de eredienst met elkaar besproken.
Het lijkt me goed in het kader van dit artikel naar voren te brengen datgene wat in de vormingscursus in verband met het uitspreken van de groet en zegen, respectievelijk aan begin en eind van de dienst, is gezegd.
Het is in onze kerken gebruikelijk dat alleen een predikant de gemeente namens de Here God aan het begin van de dienst groet. Hem is ook alleen het (voor-) recht beschoren om de gemeente de zegen mee te geven. Dat zal ermee samenhangen dat het uitspreken van zegen en groet direct verbunden wordt geacht met het recht om Woord en sacramenten te bedienen.
Wij zouden het wat vreemd vinden, wanneer een ouderling zomaar de gemeente de zegen zou opleggen. Hij kan erop rekenen dat sommigen in de gemeente van hem denken, dat hij voor dominee wil speien.
Het blijkt een enkele maal voor te kornen dat een student of kandidaat de gemeente namens de Here God groet. Dat geeft hier en daar — terecht — reeds enige aanstoot. Wat moet het dan wel niet zijn, wanneer een ouderling zich dat recht zou toeëigenen. Want zo wordt het dan toch aangevoeld. Hij kent zichzelf het recht toe, terwijl hem dat vanwege de kerk, en meer nog van Godswege niet toekomt.
Toch zou ik ervoor willen pleiten, dat we hier goed onderscheiden. Ik merkte terloops op dat de gemeente erover ontstemd mag zijn, wanneer een student zich het recht toemeet om de groet namens de Here God uit te spreken. Het bezwaar tegen deze handeling is daarin gelegen, dat deze (jonge-)man geen ambtsdrager in de kerken is. Hij krijgt het recht om een stichtelijk woord te spreken. De kerkeraden zijn zo vriendelijk hem de gelegenheid te geven om te „proponeren”. Hij vervult daarin echter geen ambtelijke opdracht. Want hij staat nog niet in het ambt. Hij krijgt het voorrecht bij wijze van oefening in de samenkomst van de gemeente voor te gaan. Maar meer ook niet. Aldus wordt het met onze studenten bij de colleges liturgiek besproken.
Maar als er nu eens wel een ambtsdrager, die geen predikant is, de dienst leidt ? Zou het dan ook ongeoorloofd zijn om de groet en de zegen uit te spreken met opgeheven handen. Ik moge er daarbij aan herinneren, dat de groet moet worden uitgesproken met verticaal opgeheven handen. Zo groeten wij in het gewone leven elkaar. De zegen wordt op de gemeente gelegd. Dan dienen we de handen dus horizontaal te houden.
Is de groet en de zegen een zaak van ambtsdragers in het algemeen óf van predikanten in het bijzonder ? De groet en de zegen worden namens de Here God gesproken. Hij bedient zich daartoe van zijn ambtsdragers. Een ouderling die in een leesdienst de leiding heeft, is niet de mindere van een predikant, die zijn eigen gemaakte preek voordraagt (of voorleest).
In de samenkomst van de gemeente gaat het erom dat een ambtsdrager de leiding heeft. Wanneer daarvoor een predikant beschikbaar is, geniet dat bij ons terecht de voorkeur. Een predikant mag het Woord bedienen. Waarom zouden we dan niet juist aan hem de leiding van het samenzijn van de gemeente opdragen ? Maar we zijn gelukkig niet zulke domineeskerken dat de samenkomst der gemeente niet kan doorgaan, wanneer er geen predikant is. Bij afwezigheid van een predikant, doet de ouderling dienst als voorganger in net samenzijn van de gemeente. Alles wat anders door de predikant gedaan wordt, wordt dan door de ouderling gedaan. Hij is ambtsdrager in volle rechten in de zogenaamde leesdienst. Het enige wat hem niet toegestaan is, is het bedienen van het Woord en de sacramenten. Wij hebben die taak speciaal opgedragen aan degenen die zich daarvoor hebben bekwaamd. Dat lijkt me terecht, wijl naar de Schrift. Vanwege de eenheid van Woord en sacrament, meen ik dat het juist is om ook de bediening van de sacramenten alleen toe te vertrouwen aan hen die het recht hebben om het Woord te bedienen.
Maar het leiden van de eredienst is niet afhankelijk van de vraag of men een dienaar des Woords is. Ook de ouderlingen zijn daartoe gerechtigd. Ze zijn daartoe gerechtigd krachtens hun ambt in de gemeente. Ze doen in de leesdienst niet dienst als „tijdelijk” predikant. Geen kwestie van. In hun ambt van ouderling gaan ze voor in de samenkomst van de gemeente. Alleen moeten ze voor wat de uitleg van het Woord van God, gebruik maken van de hulp van een dienaar des Woords. Ze lezen de preek van een predikant.
Nu komt de kernvraag: Als de ouderling krachtens zijn ambt in de eredienst mag voorgaan (met uitzondering van de bediening van het Woord en van de sacramenten), zou hij dan niet namens de Here God de groet en de zegen mogen uitspreken.
Ik heb er moeite mee om te zeggen: hij mag dat niet doen. Ik heb er daarom moeite mee, omdat de kerkeraad dan de samenkomst onder leiding van een ouderling minder zou achten dan een dienst die door een predikant geleid wordt.
Daar komt het mijns inziens in feite op neer. Ik weet van gemeenten waar men zo’n dertig jaar geleden gedurende de wintermaanden geen predikant kon krijgen. Gebrek aan predikanten en moeilijke bereikbaarheid van de gemeente in de afgelegen Streek waren daarvan de oorzaak. Al die maanden ontving de gemeente niet de zegen noch de groet. Toch was er een samenkomst van de gemeente. En dat was maar niet een onderonsje. Neen, daar waren ambtsdragers die de volle verantwoordelijkheid voor het samenzijn van de gemeente droegen en op zich wilden nemen.
Wanneer een kerkeraad dan niet gerechtigd is om de ouderling-voorganger in zo’n dienst de zegen en de groet te laten uitspreken, dan devalueert de kerk zelf zo’n samenkomst.
Naar mijn gedachte is het uitspreken van groet en zegen niet een (voor-)recht dat alleen aan de predikanten toekomt. Het is een recht dat aan het leiden van de kerkdiensi. als samenkomst van de gemeente des Heren verbunden is.
Nu lijkt het mij onjuist uit dit alles op dit moment de conclusie te trekken dat dus iedere ouderling gerechtigd is om groet en zegen uit te spreken, en dienovereenkomstig te gaan handelen.
Dit zal in onze kerken, waar tot heden ouderlingen niet geacht werden dit recht te hebben, op kerkelijke vergaderingen besproken moeten worden. Het betekent niet een uitbreiding van het ambt van ouderling. Het komt erop aan, dat ouderlingen dan mogen doen datgene wat tot het ambtelijke leiden van de samenkomst van de gemeente des Heren behoort. Het zou ook kunnen zijn, dat de gedachte dat een leesdienst wat minder is dan een dienst met een predikant, verdwijnt.
Ik zou dit artikel willen beëindigen met het opschrift dat men elders in ons blad herhaaldelijk tegenkomt: ter overweging.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1975
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1975
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's