Bestemming Avondmaalscollecte
De redactie van Ambtelijk Contact verzocht mij iets over bovenstaand onderwerp te schrijven. Zij had namelijk de vraag ontvangen of het geoorloofd is de Avondmaalscollecte voor andere doeleinden dan voor versterking van de diaconale kas, dus voor de armen, te gebruiken. De meningen daarover waren bij de vragende broeders verdeeld.
Gaarne wil ik aan het verzoek van de redactie voldoen, vooral omdat het hier een aangelegenheid betreft die ook andere gemeenten aangaat en waarover misschien ook op andere plaatsen gediscussiëerd wordt.
Voorop kan gesteld worden dat er ten aanzien van de bestemming van de Avondmaalscollecte nergens in de Heilige Schrift van een uitdrukkelijk gebod Gods sprake is. Ook is er geen enkele kerkelijke bepaling bekend waarin voorgeschreven wordt hoe men in dezen heeft te handelen. Zuiver forméél gesproken kan een kerkeraad deze collecte dus voor elk door hem te bepalen doel bestemmen, mits dit doel dan natuurlijk binnen de kring van kerkelijke activiteiten ligt en de gemeente met dit doel bekend is. Zo gezien ligt de zaak heel eenvoudig. Toch is hier wel iets meer aan de hand. Ik wil pogen dit enigszins duidelijk te maken.
Er zijn een paar dingen die onmiddellijk in het oog springen.
Daar is allereerst het feit dat de gaven in de Avondmaalscollecte van een gekwalificeerd deel van de gemeente afkomstig zijn, namelijk van hen die deelnemen aan het Avondmaal. De gaven komen dus niet van de gemeente als geheel en als zodanig. Daar is vervolgens het feit dat deze gaven bij een bepáálde gelegenheid worden geschonken, te weten bij de viering van de gedachtenis aan het offer dat Christus aan het kruis heeft volbracht. En tenslotte is daar de omstandigheid dat deze gaven offers der liefde en der dankbaarheid zijn, welk bijzonder karakter zij van meetaf hebben gehad. Uit de oudste christelijke geschritten weten wij vrij nauwkeurig hoe het bij de eredienst in de Oude Christelijke Kerk toeging. Voor ons doel is het niet nodig hiervan thans een uitvoerige beschrijving te geven. Wij kunnen volstaan met te vermelden dat het vanouds de gewoonte was om bij het Avondmaal met de daaraan, in de eerste tijden, verbonden liefdemaaltijden, allerlei gaven als liefde- en dankoffers te brengen. Zij werden aan de diakenen ter hand gesteld en dezen gaven ze aan de dienstdoende voorganger, die episcopus, bisschop, genoemd werd. Hij legde ze op de avondmaalstafel, ook wel altaar geheten. Hierdoor werd tot uitdrukking gebracht dat deze gaven aan Christus waren geofferd. Eerst werden allerlei gaven in natura geschonken, later (ook) in geld. En met deze gaven werden de armen gediend, die ze van Christus ontvingen: de gaven waren immers eerst aan Hem geschonken! Zo was er voor de armen ook het krenkende, het pijnlijke, dat er in kon gelegen zijn, uit weggenomen. Hiermee was men geheel in de lijn van de Heilige Schrift — denk slechts, om niet meer te noemen, aan Mattheus 25. Wij vinden dit gebruik vermeld in vele geschritten uit de eerste eeuwen der Christelijke Kerk. Zo schrijft, om een enkel voorbeeld te noemen, Justinus de Martelaar (Justinus Martyr), die omstreeks het jaar 165 de marteldood door onthoofding stierf, in zijn Apologie I, 67, dat met deze gaven de weduwen en wezen, de mensen die door ziekte of door andere oorzaken in moeilijke omstandigheden gekomen waren, de gevangenen en de vreemdelingen geholpen werden. De kring van hen die door de liefdegaven bij de Avondmaalsviering verlichting in de nood ontvingen, werd zeer ruim getrokken. Later, toen men al meer het Avondmaal als een onbloedige herhaling van het offer van Christus ging zien, veranderde dit: de gaven bij het Avondmaal dienden niet meer voor zuiver diaconale doeleinden maar werden als ’t ware een koopsom om de kracht van Christus’ offer te verkrijgen. Zij kwamen geheel of gedeeltelijk aan de geestelijkheid ten goede. Dit kunnen we nu verder laten rusten. De Reformatie van de 16e eeuw (Luther, Zwingli, Calvijn en anderen) bracht ook in dezen weer een terugkeer tot de praktijk van de Oude Kerk toen de liefdegaven bij het Avondmaal bestemd waren voor hen die op enigerlei wijze hulp nodig hadden. Dat de offers der liefde en der dankbaarheid bij de viering van het Avondmaal tot leniging van de nood der armen moesten dienen werd zó vanzelfsprekend geacht dat er zelfs geen enkele kerkordelijke bepaling voor werd gemaakt. Een mededeling aan de gemeente over deze bestemming der gaven werd meestal niet eens nodig gevonden — zó diep zat het besef er in dat de Avondmaalscollecte voor de armen bedoeld was. Op deze algemene regel kwamen en komen slechts een paar uitzonderingen bij buitenlandse kerken voor. Wij behoeven daar echter niet verder op in te gaan.
Ik geloof dat het aloude gebruik om bij de viering van het Avondmaal aan de armen en andere hulpbehoevenden milddadigheid te bewijzen zéér zinvol is. Bij het Avondmaal wordt de gedachtenis gevierd aan de zoendood van Christus, voortvloeiende uit de oneindige barmhartigheid Gods jegens verloren zondaren. Het is passend om met liefde- en dankoffers voor deze onuitsprekelijke genade voor Gods aangezicht te verschijnen juist bij het Avondmaal waarin wij, zoals het Avondmaalsformulier zegt, de heerlijke gedachtenis oefenen van de bittere dood van Gods lieve Zoon Jezus Christus. Ook oud-Israël bracht zijn vrijwillige dank- en lofoffers voor ontvangen uitreddingen en gunstbewijzen. En het is geheel in overeenstemming met het karakter van deze liefdegaven om daarmede barmhartigheid te bewijzen aan de armen, die Christus immers in Zijn plaats aan Zijn gemeente nagelaten heeft. Zó heeft men het in de Christelijke Kerk van de eerste eeuwen en ook later in de Reformatie beseft. Welnu, dit besef blijve leven in de gemeente en daarom blijve de Avondmaalscollecte bestemd voor de armen.
Ik wil besluiten met een paar opmerkingen.
De eerste opmerking heeft betrekking op de vraag of een kerkeraad het recht heeft de Avondmaalscollecte aan te wenden tot versteviging van de kerkelijke kas. Zoals reeds werd gezegd heeft een kerkeraad daartoe het recht, omdat de kerkeraad de enige instantie is die vaststelt hoeveel collecten en waarvoor deze gehouden zullen worden en er geen enkele Schriftuurlijke of synodale bepaling is die aan de kerkeraden voorschrijft dat de Avondmaalscollecte voor de diaconie bestemd móet wezen. Het algemeen gevoelen is echter altoos geweest dat een kerkeraad er slechts in uiterste noodzaak toe moet overgaan de Avondmaalscollecte voor de kerkelijke kas te besteden. De gewone collecten voor de kerk tijdens de eredienst, en dit geldt ook voor de zgn. maandelijkse, driemaandelijkse, half jaarlijkse en jaarlijkse bijdragen, dragen een geheel ander karakter dan de liefde- en dankoffers bij het Avondmaal. Deze laatste hebben een vrijwillig karakter en zijn iets extra’s, als ik het zo mag zeggen. Het collecteren voor de kerk en de inning van de zgn. vrijwillige bijdragen zijn evenwel een inzameling van verschuldigde bedragen. Ieder kerklid, Avondmaalganger of niet-Avondmaalganger, is krachtens zijn lid-zijn verplicht deze bedragen te geven. Dit onderscheid tussen het collecteren voor de kerk en het geven van de gaven bij de Avondmaalsviering houde men goed in het oog. Heeft de kerkelijke kas een tekort, dan moet de gemeente op tactvolle en gepaste wijze op haar roeping worden gewezen om haar bijdragen te verhogen. De Avondmaalscollecte blijve voor de armen. Maar hoe een kerkeraad ook moge besluiten ten aanzien van de Avondmaalscollecte, de gemeente heeft er recht op te weten waarvoor zij haar gaven offert. Dit geldt voor alle collecten, dit geldt 66k voor de Avondmaalscollecte. En een kerkeraad mag nooit de gaven voor een ander doel aanwenden dan waarvoor zij gegeven zijn.
Een tweede opmerking dient hieraan te worden toegevoegd. Het is denkbaar dat een diaconie de opbrengst van de Avondmaalscollecte niet nodig heeft. Hoe moet dan gehandeld worden? Mijns inziens moet dan toch bij het Avondmaal gelegenheid gegeven worden om voor armen en andere hulpbehoevenden offers der liefde te brengen. Er zullen dan, naar het mij voorkomt, wel wegen gevonden kunnen worden om deze liefdeoffers aan hulpbehoevenden in ons land of daarbuiten ten goede te doen komen. Tenslotte nog deze opmerking. Het is m.i. niet in overeenstemming met het karakter van de Avondmaalscollecte om deze (mee) te bestemmen voor de financiering van zgn. bejaardentochten, bejaardenmiddagen en dergelijke. Zulke activiteiten dienen uit andere bronnen te worden bekostigd.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zondag 1 mei 1977
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's