Uit de consistorie: TERUG NA DE KERKDIENST
Wat gebeurt er in de kerkeraadskamer, als de dienst is afgelopen? Ik stel me voor dat gemeenteleden zich die vraag wel eens stellen. Zij zullen echter niet de enigen zijn die dat doen. Het is voor de predikant zelf altijd weer een verrassing hoe het gesprek na afloop van de dienst loopt.
Op grond van ervaringen van heel wat jaren kan ik zeggen, dat dit heel verschillend uitvalt. In de eerste plaats al de onzekerheid of je als voorganger van elk der broeders in de kerkeraadskamer een hand krijgt. In de gemeente, waar men dat vooraf doet, gebeurt het achteraf ook meestal. Waar het niet vooraf gebeurt, komt het toch wel voor dat de predikant na afloop van de dienst van elk kerkeraadslid een hand krijgt. Het is niet aan mij om hierover een voorschrift te geven. Elke kerkeraad zal er ook zijn eigen reden voor hebben om door al de broeders wel of niet een hand te laten geven, vóór en/of né de dienst.
Zelf ervaar ik het als een bemoediging om van elk der broeders een hand te krijgen. Soms is het inderdaad een hele handengeverij en ik kan me voorstellen, dat het uit praktische overwegingen wordt nagelaten. Niettemin, het is geen kleinigheid om de preekstoel op te moeten. Het is iets waaraan je nooit went, als ik het zo eens mag zeggen. Wie er wel aan went, loopt, lijkt me, gevaar preken tot een sleur te doen worden. Elke kerkdienst is voor de predikant zelf ook een onzekerheid. Zal het gaan, zal het niet gaan? Kun je het contact met de gemeente vinden of niet? Moet je eerst ergens doorheen breken of is er direct al een openheid, een ontvankelijkheid die weldadig aandoet, die een aanmoediging is? Het zou me niet verbazen als menig predikant in de vroegte van de zondagmorgen met zulke vragen wakker wordt en biddend bezig is.
Natuurlijk, ervaring doet wel wat. Na vijfentwintig jaar is het niet meer zo, alsof je voor de eerste keer op de preekstoel staat. Toch zou iets van die eerbiedige huiver, van dat ertegen opzien van de eerste keer, bij elke kerkdienst op zijn plaats zijn. Wee de gewenning aan het werk, zou ik zeggen.
En om deze reden is een handdruk een bemoediging, ook al kan door praktische omstandigheden niet ieder kerkeraadslid die geven. Het moge dan in elk geval uitkomen, dat de dienstdoende ouderling het inderdaad namens allen doet.
En dan weer terug, hoe verloopt dat? Ik schrijf dit artikeltje niet om op welke kerkeraad ook maar kritiek te maken. Integendeel, ik ervaar de omgang in vrijwel alle kerkeraadskamers als hartelijk, tot heel hartelijk. Ik kom bovendien in genoeg onderscheiden gemeenten om, wat hier als minder positief zou worden aangemerkt, waar dan ook maar in onze kerken te kunnen lokaliseren.
Soms is het enige tijd stil, als de broeders hun plaats hebben ingenomen. Soms blijven ze staan rond de tafel, ik denk dan: van het lange zitten en van het ingespannen luisteren; òf verlangend om zo gauw mogelijk naar de familie te gaan die buiten wacht?
De stilte te doorbreken is niet eenvoudig. Ik kan me voorstellen dat met name een student of kandidaat dat niet kan; en het ook niet tot zijn taak rekent. Wat voor een voorganger aantrekkelijk is op dat ogenblik, is niet dat hij een pluim krijgt over de preek; ook niet dat gezegd wordt dat het die morgen vol was. Wel dat er iets uit de preek opgepikt wordt om daar eens even over door te praten; iets dat voor het persoonlijk leven of voor het werk van de ambtsdragers in de gemeente van belang kan zijn. Hier zijn uiteraard geen voorschriften voor te geven; en wel allerminst iets dwingends op te leggen. Dat zou aan het spontane afbreuk doen. Ik maak wel eens een reactie mee, waarbij ik andere broeders zie kijken in de zin van: hij weet altijd wat te zeggen; of: hij heeft natuurlijk weer het eerst het woord.
Toch is een korte onderstreping van wat gepreekt werd, een goede inleiding tot een „nabeschouwing”. Een vraag ter opheldering, of zelfs het ontwikkelen van een gedachte, waar de predikant zelf halt hield, reken ik ook tot de aangename reacties. Als het maar niet is om de indruk te wekken de predikant nog wat te willen verbeteren. Natuurlijk is het mogelijk aanvulling te geven op wat gezegd werd. Laat dat zo mogen gebeuren, dat het een gemeenschappelijke conclusie is; en niet in de zin van: ik zie wat jij niet hebt gezien.
Is kritiek ook welkom? Daarop moet ieder voor zich als predikant antwoorden. Wat mijzelf betreft: het hangt er wel van af, hoe die gebracht wordt. Ik zou geen ouderling - ook geen diaken - het recht willen ontzeggen om na de preek een kritische vraag te stellen of een opmerking te maken; mits dat maar gebeurt uit liefde en om samen met de predikant verder te komen. Men moet wel bedenken, dat een dominee, als hij zich in de preek helemaal gegeven heeft, leeg is. Het valt niet goed - ieder zal dat begrijpen -om dan zuur in die leegte te gieten. Men kieze daarom zijn woorden met voorzichtigheid en late de liefde de boventoon hebben. Echt diepergaand verschil van mening kan beter op een ander moment en op andere wijze tot uitdrukking worden gebracht dan direct na de preek. Het laat zich wel denken dat de betreffende ambtsdrager zegt: ik wil er nog wel eens met u over praten.
Onaangenaam is het, als er zelfs geen stilte valt, maar de een na de ander of met de ander overgaat tot de orde van de dag. Dat komt voor. Dan vraagt een predikant zich af: wat is er van de preek blijven hangen? Is die in het kerkgebouw gebleven? En als dat bij de kerkeraad al het geval is, hoe zal het dan wel niet met de gemeente zijn? Ontmoedigend is zo’n ervaring.
Ik heb er alle begrip voor dat kerkeraadsleden het moeilijk vinden om iets te zeggen na afloop van de dienst. Soms kan uit gebaar en gelaat iets van de hartelijkheid en de onmacht uitkomen. Dat is dan op zichzelf al weer belangrijk.
Een enkele keer komt het voor dat slechts één van de broeders zich met de predikant in een gesprekje begeeft, terwijl alle andere broeders in kleinere of grotere groepjes hun zaken afhandelen. Ik denk dan altijd maar: als het om ambtsdragerszaken gaat, is het te begrijpen en ook te verontschuldigen; als het om heel andere zaken gaat, zou een andere kwalificatie - die ik hier achterwege laat - op zijn plaats zijn.
Het lijkt mij goed om aan het samenzijn bij monde van een broeder een afronding te geven. Als er gedankt wordt na de middag- of avonddienst, is dat een goede afsluiting. Waar dat des morgens niet gebeurt, zou één het sein daarvoor kunnen geven. Het maakt op een predikant een vreemde indruk, als nu de een en dan de ander de kerkeraadskamer - soms bijna steelsgewijs - verlaat. Helemaal vreemd is het als de broeders met een gemompelde groet vertrekken, terwijl dan blijkt dat ze er des middags niet zijn. De gastpredikant kan niet ruiken - als ik het zo mag zeggen - wie er des middags niet kan komen. Soms zal hij het vragen, maar hij heeft daarvoor niet altijd de gelegenheid. Laat daarom ieder die alleen de morgendienst kan bijwonen, de predikant ten afscheid de hand geven. Dat is niet alleen burgerlijk beleefd, maar ook broederlijk.
Deze overwegingen heb ik neergeschreven vanuit de ervaring als „reizend” predikant. In een gemeente waar de predikant zijn eigen kerkeraad elke zondag mag ontmoeten, liggen de dingen natuurlijk anders.
Het is misschien goed dat ambtsdragers eens een korte impressie lezen van wat een predikant zoal ervaart. Ik ben me ervan bewust dat het een beetje hachelijk is om dit artikeltje te schrijven. Om het met een woord van vandaag te zeggen: ik stel me wat kwetsbaar op. De zondag na het verschijnen van dit artikel zou men mij met enige reserve kunnen ontvangen, vanwege de gedachte; wat zal hij nu over ons gaan schrijven? Het feit dat ik juist die zondag - naar alle waarschijnlijkheid en bij uitzondering - geen dienst behoef te leiden, doet aan de zaak niets af.
Graag onderstreep ik nog eens, dat ik de omgang met kerkeraden in het algemeen als hartelijk en positief beleef. En mocht er ooit eens iets te kritiseren zijn, dan denk ik maar: zou men dat met betrekking tot mijn in- en uitgaan ook niet kunnen doen?
Wel zou ik willen zeggen: als iemand door het lezen van dit artikeltje zich gedrongen voelt om van de kant van de ambtsdragers eens een impressie of ervaring door te geven, dan zal daarvoor zeker ruimte gemaakt worden. Ik heb er met de redactie niet over kunnen spreken, want dit artikeltje moest geschreven worden, omdat een - belangrijk -artikel onverwacht niet kon worden geschreven door een daartoe aangezochte scribent. Het is dus maar ad interim…….zoals rondreizende predikers zich wel vaker voelen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 oktober 1986
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 oktober 1986
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's