ANTWOORD AAN DRS. KRUIS
Zoals bekend heeft drs. Kruis zich tot de kerkeraden gewend in verband met mijn opvattingen over de heiliging. In zeer forse beschuldigingen gaat hij in op mijn boek „Geroepen tot heilig leven”. Van onderscheiden kanten uit de kerken zijn mij vragen gesteld over de bezwaren die drs. Kruis tegen mijn standpunt inbrengt. Medio april van dit jaar heb ik hem een brief geschreven en hem erop gewezen dat hij een totaal vertekend beeld van mijn opvattingen schetst. Omdat er ook onder ambtsdragers vragen leven met betrekking tot de uitgebracht bezwaren, lijkt het mij goed de zakelijke inhoud van de brief die ik aan drs. Kruis heb geschreven, in Ambtelijk Contact te publiceren.
1. De beschuldiging dat het hoogste doel van God met de mensen bestaat in de heiliging, gaat voorbij aan het feit dat ik het woord doel gebruik in een hoofdstuk waarin ik probeer de verhouding van rechtvaardiging en heiliging onder woorden te brengen. Het is binnen dat kader dat ik het woord doel gebruik heb. Het is volstrekt in strijd met mijn gedachten en opvattingen dat dit woord doel een veel bredere con-tekst krijgt, door het op te vatten als de uitspraak over de verhouding van God en mens. Het is bekend hoe moeilijk en ingewikkeld dikwijls de verhouding van rechtvaardiging en heiliging in de dogmatiek wordt behandeld. Om in de verhouding van die beide klaarheid te brengen heb ik deze woorden en formuleringen gekozen. Het is onjuist om het door mij gebruikte woord doel nu toe te passen in een breder kader dan waarbinnen ik het in het desbetreffende hoofdstuk heb gebruikt.
2. Tegen de term dankbaarheid als zodanig heb ik geen bezwaar. Wel zie ik het woord dankbaarheid als opschrift boven het derde deel van de Catechismus liever vervangen worden door heiliging. Dat voorstel heb ik gedaan om daarin juist het werk van de Drieënige God, en met name van de Heilige Geest, in het opschrift van dat deel van de Catechismus tot uitdrukking te doen komen. Het is in strijd met alles wat ik rondom dit voorstel heb geschreven, dat mij de mening toegedacht wordt als zou ik het woord dankbaarheid willen laten vallen en het willen vervangen door heiliging. Voor beide woorden, dus ook voor dankbaarheid, heb ik ten volle plaats. Het gaat er alleen om welke term het meest geschikt is ter typering van wat in het derde deel van de Catechismus aan de orde komt. Ik heb mij juist voor het gebruik van de term heiliging beroepen op de formulering van antwoord 86.
3. De voorstelling die gegeven wordt van mijn opvatting omtrent heiliging, als zou dat een werk van ons zijn en samenvallen met wetsvervulling, is in strijd met alles wat ik vanuit de vooral nieuwtestamentische gegevens over heiliging heb geschreven. Ik heb met name de heiliging als volledig geschenk van Christus getekend. Daartoe heb ik vooral verwezen naar 1 Corinthe 1 : 30. De zogenaamde forensische opvatting van de heiliging, als ons toegerekend om Christus' wil, is basis en uitgangspunt van alles wat ik verder over de heiliging heb geschreven. Deze basis is in de kritiek geheel buiten beschouwing gelaten. Daarmee is van mijn positie een totale vertekening gegeven. Het christologische en het pneumatologische aspect van de heiliging is daarmee in de weergave geheel terzijde gelaten. Beslissend voor wat ik over de heiliging heb geschreven is, dat ze gave is van God in Christus en door de Heilige Geest in ons verwerkelijkt wordt.
De noodzaak van de heiliging vloeit duidelijk voort uit de laatste verzen van Romeinen 6, Hebreeën 12 : 14, 1 Johannes 3 : 3 en uit al die teksten waarin wij op grond van Gods heiligheid tot heiliging worden opgeroepen. Men vindt ze samengevat in 1 Petrus 1 : 16. Het is bekend dat Petrus daarmee teruggrijpt op tal van teksten in Leviticus.
Het is mij onbegrijpelijk dat bezwaar wordt gemaakt tegen mijn nadruk op de roeping tot een heilig leven, terwijl Oud en Nieuw Testament zo duidelijk over de noodzaak van de heiliging spreken. De heiliging is echter geheel geschenk van God in Christus en wordt door de Geest in ons leven verwerkelijkt. De heiliging is van a tot ζ genade, ook al worden wij daarbij op onze verantwoordelijkheid aangesproken. Het is een lasterlijke mistekening van mijn positie, dat geschreven wordt dat de heiliging voor een belangrijk deel de functie van het geloof heeft overgenomen. Uit heel mijn boek is duidelijk dat er geen heiliging is zonder geloof.
Op bladzijde 17 van de brochure wordt gezegd dat het heilig zijn van de gelovigen uit twee dingen voortvloeit. Het zou naar de Schrift en in overeenstemming met mijn weergave daarvan zijn geweest, als hierbij de reeds genoemde tekst uit 1 Petrus was gevoegd.
Het is in strijd met mijn diepste bedoeling als op bladzijde 23 van de brochure gezegd wordt, dat de liefde een gebod is dat vervuld zou moeten worden, terwijl ze niet voortkomt uit de kennis van de Vader en Diens werk en niet ontspruit aan de verlossing. Deze regels zijn volstrekt in strijd met wat ik in mijn boek geschreven heb. Datzelfde geldt van wat op bladzijde 28 van de brochure over mijn uiteenzettingen over de navolging wordt gezegd. Bij een redelijk uitgebreide exegese heb ik er juist op gewezen dat Christus voorbeeld genoemd wordt in een contekst waarin Zijn werk voor ons voorop gaat en centraal staat.
Het is onduidelijk hoe op bladzijde 30 van de brochure wordt gezegd, dat het gebed verandert van een gebed waarin alle geestelijke en lichamelijke nooddruft aan God wordt uitgezegd, tot een gebed om de vervulling der geboden. Het eerste handhaaf ik ten volle. Het tweede hoort er wel degelijk bij, zoals elk gereformeerd commentaar op de Catechismus duidelijk maakt, dat gebod en gebed direct met elkaar samenhangen in het derde deel van de Catechismus.
Dat geestelijke groei wordt tot een groeien in de heiliging is in haar eenzijdigheid een vertekening van mijn positie. Reeds in mijn inaugurele rede uit 1966 heb ik duidelijk gemaakt dat de geestelijke groei zowel de kennis van de verlossing door Christus als van het leven naar het gebod van God betreft. In mijn bijdrage aan de bundel „Verricht uw dienst ten volle” heb ik dat opnieuw uiteengezet.
Tenslotte moge ik voor een samenvatting van mijn visie verwijzen naar een artikel in „De Wekker” van 4 april 1986 onder de titel: „Heiliging - een achterhaalde zaak?”. Uit dat artikel blijkt hoezeer mijn positie in de brochure door drs. Kruis wordt vertekend.
4. In mijn boek heb ik de in onze kerken gangbare visie op de heiliging weergegeven. Deze sluit zich direct aan bij en is geheel in de lijn van wat Calvijn in Institutie en commentaren over de heiliging zegt. Het is onbegrijpelijk dat tegen een betoog dat zo duidelijk beweegt in de lijn van de belijdenis onzer kerken, het bezwaar wordt ingebracht dat het in strijd is met de belijdenis van de kerken.
Tot zover de zakelijke inhoud van de brief die ik aan drs. Kruis heb geschreven.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 oktober 1986
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 oktober 1986
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's