Werkt de preek nog iets uit?
De redactie vroeg me iets te schrijven over de uitwerking van de prediking. Is die nog merkbaar in de gemeente of wordt die steeds minder? Wordt er iets mee gedaan in de praktijk van het leven? Daarbij viel het woord „consumeren”. Is het misschien zo, dat er hoe langer hoe meer wordt „geconsumeerd” in de kerk en meer niet? Is dat een tendens? En wat kan daartegen gedaan worden, zowel door de gemeente zelf alsook door de predikanten in de bediening van het Woord?
Probleem
Wie regelmatig op huisbezoek gaat, zal het probleem ongetwijfeld herkennen. Regelmatig ontmoeten we mensen bij wie de prediking nauwelijks enige uitwerking lijkt te hebben. Men leeft niet aan de rand van de gemeente, is nogal trouw in het kerkgaan, geniet van de preken en zou die niet graag willen missen, maar daarmee houdt het dan ook op. En zo gaat het soms van het ene huisbezoek na het andere. De preken worden „geconsumeerd”.
De vergelijking dringt zich op met een restaurant. Als trouwe gasten komt men de maaltijd nuttigen. De kok krijgt meermalen een compliment voor zijn heerlijke maal. Men betaalt er goed voor, want het is hun wel wat waard dat zulke kost nog wordt opgediend vandaag. Maar daarna gaat men weer over tot de orde van de dag. Niet ieder is trouwens zo positief. Er zijn ook moeilijker gasten. Men heeft een verfijnde smaak. Alles moet hapklaar en lichtverteerbaar zijn. Wanneer dat niet op het menu staat, eist men het toch. En vooral een vlotte bediening, want we hebben nog meer te doen. Daarna gaat men weer heen. Ik teken het bewust wat gechargeerd om het verschijnsel herkenbaar te maken. Maar op het huisbezoek blijkt het verder zo weinig uit te werken. Het heeft niet uitgedreven tot de Heere. De beleving van het zondaar zijn voor God en de rechtvaardiging door het geloof lijkt zich niet te verdiepen. Het leven verandert niet. Het goed van de Heere spreken, ook tegenover anderen, is vaak afwezig. Daarbij lijkt het steeds moeilijker te worden om in de week een beroep op de mensen te doen voor de kerk. Er zijn zoveel andere dingen die ons opeisen……..
Gelukkig zijn er ook anderen in de gemeente en als ambtsdragers maak je ook heel verkwikkende huisbezoeken mee. Het is niet allemaal kommer en kwel. Maar toch is het een tendens. Wat zich in de grotere kerken rondom ons al eerder heeft voltrokken, dreigt ook op ons af te komen. Het gevaar is groot, dat we een kerk van „consumenten” worden. En dat is niet wat de prediking beoogt.
Doel van de prediking
Ln de Bijbel zien we duidelijk, dat de Heere iets beoogt met de prediking. Al wordt Zijn Woord ook wel vergeleken met een maaltijd (Spr. 9; Jes. 55), het is vooral een zaad dat gezaaid wordt. Denk aan de gelijkenis van de zaaier (Matth. 13). Er wordt gepreekt, opdat er vruchten gaan groeien door het werk van de Heilige Geest. God beoogt de vruchten van geloof, van bekering, van een daadwerkelijk nieuw leven.
Wanneer het Woord van God een ommekeer heeft gebracht in het leven van Levi, richt deze een maaltijd aan (Luk. 5). Deze maaltijd is een vrucht van dankbaarheid tegenover Jezus, maar is indirect ook bedoeld om anderen tot geloof in Hem te brengen. Hij nodigt daaraan nl. veel tollenaren en zondaren uit.
ln Luk. 19 zien we de andere tollenaar, Zacheüs. Alles wat hij ontvreemd heeft, gaat hij viervoudig weergeven en voortaan zal hij de armen gaan gedenken.
De kreupele die genezen wordt (Hand. 3) gaat niet over tot de orde van de dag. „Al het volk zag hem wandelen en God loven” (vs. 8).
Wanneer de Heilige Geest door het Woord de stokbewaarder in het hart treft, vraagt hij Paulus en Silas wat hij moet doen om zalig te worden (Hand. 16). De vrucht van het ware geloof komt openbaar. Vervolgens gaat hij hun striemen wassen en laat hij een maaltijd aanrichten.
De mannen van Berea (Hand. 17) traden niet zozeer naar buiten. Maar de vrucht van de prediking was wel dat ze thuis al deze dingen onderzochten of ze ook zo waren. Daar werd aan Schriftonderzoek gedaan!
Waar de kerk gaat leven door Woord en Geest, is er beweging. Daar gaan vruchten rijpen, aangenaam voor God en voor de mensen. Daar wordt niet „geconsumeerd”, maar de Heilige Geest gaat daar door zondaren heen „produceren”.
Dan krijgt de preek een vervolg. Allereerst naar de binnenkamer toe. Daar komt een echt levende verhouding tot God. Ik ga Hem al meer beminnen in Zijn eeuwige liefde en ontferming en ik ga mezelf almeer mishagen vanwege mijn zonden. Verder krijgt het een vervolg naar het gezin toe, naar de gemeente toe, naar mijn werkkring toe, naar de wereld toe. De prediking bekeert, corrigeert, stimuleert, geeft wijsheid om de weg te zien, die ik in alle vragen te gaan heb.
Hoe duidelijk zie je dat soms bij degenen, die van buiten de kerk tot geloof komen. Onlangs sprak ik iemand, die in zijn jonge jaren met de kerk had gebroken. Nu, jaren later, op middelbare leeftijd, is de Heere hem te sterk geworden en is hij weer teruggekeerd tot de gemeente. Hij geniet van de prediking, maar dat niet alleen. „Dominee….. na de zondag ben ik nog dagen lang ermee bezig; ik kijk het nog eens na; en halverwege de week ga ik alweer verlangen naar de volgende zondag. En weet u, dan voel ik, dat ik voor u moet bidden, want het zal wel niet meevallen om die preken steeds weer te maken. Ik heb een ongelovige buurman, die ongeneeslijk ziek is. Net als ik heeft hij altijd gespot met het geloof. Ik heb gevraagd of ik iets voor hem kon doen. Verder heb ik gezegd, dat ik zou bidden voor hem. Want de Heere is zo genadig. Wat Hij in mijn leven gedaan heeft, kan Hij ook bij jou doen. Hij schudde zijn hoofd, maar vroeg toch of ik gauw weer eens langs kwam. En dat zal ik zeker doen.”
Wat een weldaad, zo’n gesprekje, zo’n bezoekje bij deze broeder. Maar dan dringt de vraag des te meer: waarom doen anderen zo weinig met de prediking?
Welvaart
Het is niet eenvoudig om de oorzaak daarvan in één woord aan te geven. In de gelijkenis van de zaaier zien we, dat er verschillende oorzaken kunnen zijn, dat de vruchten uitblijven.
Maar zou het kunnen samenhangen met de invloed van de maatschappij, waarin we leven? We leven in een „consumptiemaatschappij”. Alles wordt ons aangebracht. We spreken meer over „rechten” dan over „plichten”. Alles lijkt te draaien om het woord „genieten”. Als je maar betaalt, dan kun je genieten van je huis, je auto, je vakantiereis en zoveel andere mooie dingen. Er zijn organisaties die zich inzetten voor de consumenten. Wanneer er iets misgaat en de consument toch zelf voor bepaalde opgaven komt te staan, wordt hij achteraf schadeloos gesteld. „Betalen en verder geen gezeur aan je hoofd.” Zo’n klimaat lijkt niet bepaald gunstig voor de gedachte dat mensen zich inzetten en vruchten voortbrengen der bekering waardig. Dringt de geur van deze levenshouding onze gezinnen niet binnen? Dringt die de kerk ook niet binnen? Zet die niet geruisloos een stempel op de geestelijke beleving van de dingen?
In de gemeente van Laodicea (Opb.3) komen we ook iets van dat „consumeren” tegen. Men is rijk en verrijkt en heeft aan geen ding gebrek. Geestelijk zijn ze erg lauw. Ze beseffen niet dat ze geestelijk arm en blind en naakt zijn. Neen, alles „draait” toch in de gemeente, er wordt gepreekt, er zijn verenigingen……. Laodicea was een welvarende stad! En dat is vaak niet het beste klimaat voor het zaad van het Woord om te ontkiemen. We worden meer beïnvloed door onze omgeving dan we denken.
Woord in het gezin
Misschien moeten we ons in de eerste plaats eens bezinnen op de levensstijl binnen onze gezinnen. We belijden allemaal: „in de wereld, maar niet van de wereid”. Maar is dat in werkelijkheid ook zo? Zijn we werkelijk anders en leven we als gezin voor andere dingen dan de wereld? Welke plaats neemt Gods Woord in, naast het gebruikelijke lezen aan tafel? Er is een tijd geweest, dat daarin op winteravonden veel gelezen werd. Dat er veel preken en andere theologische geschriften werden bestudeerd. Dat bepaalde het leven. Nu verheerlijk ik het verleden niet. Maar wat is daarvoor in de plaat gekomen? Is er nog tijd voor een gesprek over de Heere en Zijn dienst? Ik ben wel eens bang, dat voor sommige van onze gezinnen de zondag een vreemde geestelijke eend is in de bijt van de andere dagen van de week. En hoe bereiden we ons voor op de zondag? Misschien ook een vraag om eens mee te nemen naar het huisbezoek. Waar mensen zich zaterdagsavonds laten vermaken door allerlei shows en films via de t.v. is het toch wel heel moeilijk om ’szondags iets aan de preek te hebben en er wat mee te kunnen doen.
Wat is het een zegen als een gezin voelbaar heenleeft naar de zondag. Wanneer thuis gebeden wordt voor de dienst die gehouden zal worden. En vooral ook als er op een positieve manier wordt nagepraat. Dat hoeft niet geforceerd te gebeuren. De ene keer is er meer stof dan de andere keer. Maar dat er een gesprek is over wat ons trof in de preek en wat dat betekent voor de praktijk van alle dag. Dat is zo vormend. Je merkt het aan de catechisanten. Je merkt het aan ouderen die dat vroeger thuis gewend waren. Het is juist dat open, eenvoudige, hartelijke gesprek over Gods Koninkrijk, dat sommigen van onze jongeren naar de vrije groepen toezuigt, omdat ze dat in eigen kring zeggen te missen.
Het is waar, vruchten voortbrengen is ten diepste het werk van de Heilige Geest. Maar de levensstijl, de levenssfeer speelt zo’n grote rol. Daarom is het goed om dit eens te bespreken op wijkavonden, op het huisbezoek en natuurlijk ook in de prediking. En daarmee ben ik bij de laatste vraag.
Prediking
Wat kunnen de voorgangers in de prediking doen om dat vruchteloze „consumeren” tegen te gaan? Wat kunnen de predikanten van hun kant eraan doen, dat de gemeente er wat mee doet en dat er vruchten op volgen? In de eerste plaats zal de prediking niet vrijblijvend mogen zijn. Het is niet voldoende dat we lid van de gemeente zijn en dat we min of meer trouw meeleven. De diepste vraag aan de hemelpoort zal straks niet zijn of je lid van de gemeente was en aan verschillende activiteiten meedeed, maar of je persoonlijk het nieuwe leven deelachtig werd dat inde vruchten tot uiting komt (Openb. 20: 12). Daarop mag worden aangedrongen, wijzend op Hem Die Zelf beloofd heeft dit alles te willen werken. Nadruk dus op de waarachtige bekering, waarbij we die bekering in al zijn breedte zullen moeten laten zien. Het gaat niet alleen om de rechtvaardigmaking, ook om de heiligmaking. Anders gezegd: niet alleen hoe die verloren zoon weer in de armen van de vader komt, maar ook hoe vervolgens die weer in genade aangenomen zoon tot eer van zijn vader leeft en hem eert. Daarbij mag van de prediking worden gevraagd, dat ze heel concreet is en de lijnen van het leven met God doortrekt naar alle sectoren van ons dagelijks leven. Op nieuwe vragen moet duidelijk worden ingegaan. Niet dat we die op de preekstoel even van a tot z oplossen, maar wel zo dat men wat meekrijgt. Dat men het verband ziet tussen Gods Woord en die speciale vragen. Vaak is dan de reactie van mensen: met die preek kan ik iets doen, het geeft steun, het helpt me verder. Dan krijgt men huiswerk mee voor de komende week.
Dat we daarbij moeten oppassen voor een eenzijdige prediking, die alleen nog maar cirkelt om de vraag hoe we als christen in deze wereld moeten leven, zal duidelijk zijn.
Wat kunnen we als predikanten nog meer doen? Laten we tenslotte onszelf de spiegel voorhouden. Is er in ons persoonlijk leven steeds het gebed voor de gemeente? Worstelen we met degenen van wie zo weinig uitgaat? Hoe gaan we zelf de preekstoel op? Is er in ons eigen leven soms niet even zeer dat in beslag genomen worden door de wereld? Dat we zelf geestelijk dor zijn? Ben ik zelf altijd een voorbeeld voor de gemeente in dat vruchten dragen? Onze eigen vruchteloosheid en geesteloosheid kunnen bij tijden en ogenblikken ook een dam zijn die de doorwerking tegenhoudt. We kunnen zo gemakkelijk de tekorten van de gemeenteleden signaleren, maar zien we ook onze eigen tekorten? En brengen we die bij de Heere? Wanneer de predikant (en dat geldt ook de andere ambtsdragers op het huisbezoek!) zelf geestelijk op zijn plaats mag zijn, vóelt de gemeente dat dikwijls. Dat het èrnst is, dat het gemèènd wordt, dat ik zelf leef uit wat ik anderen voorhoud. Vooral jongeren voelen dat scherp aan. En juist wat „echt” is, nemen ze mee.
Werkt de preek nog iets uit? Deze vraag noopt ons allen tot zelfonderzoek, èn gemeente èn ambtsdragers.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 januari 1988
Ambtelijk Contact | 16 Pagina's